Hoe is het nu met… Jim Vermeulen

In het DNRT was hij intussen teammanager geworden nadat hij in de aanloop naar de 24 Uur van Spa van 1975 door zijn rug was gegaan. Wim Boshuis werd zijn vervanger, maar die beslissing werd de Zeistenaar noodlottig. “Het is een triest verhaal, maar ik kan er inmiddels vrede mee hebben. Ik heb in totaal zo’n tien tot 15 mensen verloren aan de sport. Maar iedereen racet voor zijn plezier, je kiest ervoor, je moet er alles voor laten. Het is misschien wat hard gezegd als je zegt dat je met een glimlach op je gezicht sterft, maar zo is het wel.”
Zijn jaren op het circuit van Francorchamps gingen gepaard met de nodige aanvaringen met 24 Uur-baas Alphonse Delettre. “Ik was altijd bang dat die man zou ontploffen. Die kon zich zó waanzinnig boos maken!” Vermeulen vertelt over de keer dat het DNRT in de avond bij het circuit aankwam. “Er hing een kasteelslot op de poort, met twee gendarmes erbij. ‘Gesloten tot morgenochtend’, zeiden die, ‘en de organisatie zit in Spa te eten.’ Maar als je alles bij je hebt, hoef je dat slot niet te mollen. Dus met twee krikken hebben we die hekken uit hun scharnieren getild en daarna weer teruggehangen! Op de paddock had meneer Delettre zijn caravan staan en die werd wakker van ons gestommel. ‘Hoe zijn jullie binnengekomen?!’ Hij liep naar de poort om te kijken of we dat slot hadden doorgezaagd, maar nee. Ik zei: die mannen in blauw uniform hebben ons gewoon binnengelaten! Hij is toen bijna ontploft… In de jaren erna ging dat net zo. De derde keer hebben we wel de betonschaar erop gezet, zodat ook die 50 andere Italiaanse en Franse vrachtwagens naar binnen konden die maar stonden te wachten. Meneer Delettre verscheurde onze deelnemerspapieren, maar een sportcommissaris heeft ons weer toegelaten. ‘Maar dat moet je niet nog een keer doen hoor, want dan moet ik zo hard lachen!’ was daarna zijn waarschuwing.”
Vermeulens formulecarrière groeide intussen vanzelf van de originele Formule Ford 1600 naar de nieuwe Formule Ford 2000 met vleugels, een overstap die hij in 1977 maakte. In 1983 volgde nog een stap: Sports 2000. “Een logische evolutie: dezelfde motor als in de Formule Ford, maar ook aantrekkelijk voor toerwagencoureurs die per se met omsloten wielen wilden rijden. We hadden jarenlang volle velden.” In die periode bouwde Vermeulen intussen een heel imperium op in de verkoop van Formule Fords van Crosslé en de Sports 2000 van Lola. In totaal verkocht hij meer dan 150 auto’s, maar aan zijn bemiddeling hield hij nooit iets over. Wel had hij een lucratieve inkomstenbron aan de onderdelenvoorziening, die hij voor een groot deel zelf ter hand nam. “Ik kon onder meer triangels en neuzen veel voordeliger laten maken en die verkocht ik dan voor dezelfde prijs die Crosslé vroeg. Vonden ze niet leuk, maar daar heb ik een groot deel van mijn formulecarrière mee kunnen betalen…”
Vermeulens finest hour als circuitbestuurder was toen al aangebroken. Twee mannen staan in die periode centraal: Michael Hordo en Bernie Ecclestone. Niet iedereen was destijds even te spreken over de twee, maar Vermeulen heeft een ander oordeel over beiden. “Hordo was een geweldige vent. Natuurlijk deed hij aan luchtfietserij, zoals het plan om met een kabelbaan vanuit Amsterdam en Schiphol naar het circuit te kunnen. Maar als hij er niet was geweest, was er geen circuit meer geweest.” Daarnaast wil hij Johan Beerepoot bedanken voor de jaren daarvoor dat die het circuit erdoorheen heeft gesleept, in een tijd waarin de gemeente allesbehalve medewerking verleende. “De wethouder die verantwoordelijk was voor het circuit was tegelijk de voorzitter van de stichting tegen geluidshinder!”
Ook over Ecclestone heeft Vermeulen niets dan lof. Hij kreeg met de Brit te maken toen hij opstond om het circuit van de ondergang te redden, eerst samen met Dan Partel, daarna alleen. “Het ging om onze sport, het was ons circuit. Dus ik ben thuis gaan praten met Loek, Huub en mijn vader: luister, ik ga vier dagen op het circuit werken en drie dagen thuis. Dat werden al gauw zeven dagen van 24 uur toen Ecclestone het faillissement van het circuit had aangevraagd. Begrijpelijk, want hij was er al jaren bij ingeschoten. Je denkt met een volle tribune en volle duinen dat er honderdduizend toeschouwers op de Grand Prix afkwamen, maar in werkelijkheid waren het er veel minder. Er was gewoon te weinig geld verdiend. Daardoor stond er nog een bedrag van acht ton bij Bernie open. Met de recette van de race werden steeds de schulden van de vorige race afgedekt, maar Bernies geduld was op.”