Retro: O’Connell en Lyons pakken de hoofdprijzen op de Grand Prix de Monaco Historique

Martin O'Connell en Michael Lyons waren de grote winnaars op de historische GP van Monaco dit weekend. De Britten kwamen als eerste over de streep in de klappers op het programma: de F1-races voor auto's tussen 1973-1976 (Lyons) en 1977-1980 (O'Connell). Nicky Pastorelli streed in beide races mee, maar moest twee keer met schade afhaken. Ook Frits van Eerd haalde in het sluitstuk van 1977-1980 het einde niet. De overige twee Nederlanders – Lucas Slijpen in de vooroorlogse sportauto's en Michiel van Duijvendijk in de sportwagens van midden jaren vijftig – kwamen wel over de finish.
Tekst en foto's: Mattijs Diepraam
Slijpen mocht meteen in de ochtend aantreden in zijn Amilcar C6 – het fraaie patina daarvan is later deze week in onze uitgebreide 'Groeten uit Monaco' te bewonderen. Met 18 anderen mocht hij er een echte race van maken, nadat de pre-war-demo van 2016 op een fiasco was uitgelopen. Slijpen vermaakte zich uitstekend in zijn wendbare Fransoos en finishte als 11e.

De overwinning ging naar Paddins Dowling in een van de snelle ERA's, de vermaarde 'Siamese' R5B om precies te zijn. De Ier profiteerde van een slechte start van poleman Michael Gans (ERA R1B), die vele ronden nodig had om zich terug te vechten naar de tweede plaats. Dowling was toen echter allang gevlogen. De Maserati 6CM van de Zwitser Anthony Sinopoli, die aanvankelijk het voortouw nam, werd als derde geklasseerd. Dat was vervelend voor ERA-coureur Nicholas Topliss, die op het podium stond nadat hij in de laatste ronde Sinopoli nog was gepasseerd. Die laatste ronde had echter nooit worden mogen gereden, want de finishvlag werd per ongeluk een ronde te laat gezwaaid...

De race voor F1's en F2's uit de jaren vijftig (en zestig, in het geval van de Scarab-Offenhauser van Julian Bronson) met de motor voorin zag vele positiewisselingen aan de kop. Bronson greep bij de start de leiding, maar hij werd opgejaagd en daarna al gauw gepasseerd door de Lotus-Climax 16 van polesitter Nick Padmore. Tony Wood was in zijn Tec-Mec echter niet te stuiten: de destijds kansloze Maserati 250F-revisie ging aan Bronson én Padmore voorbij om de zege te pakken. Aan het slot verloor Bronson zijn derde plaats bovendien aan nog een Lotus 16, die van Joaquin Folch.

Minder positiewisselingen, maar wel nagelbijtend tot het einde: de race voor de F1-'sigaren' met anderhalvelitermotor achter de coureur, die eraan voorafging. De hele race drong Joe Colasacco (die in zijn Ferrari 1512 in de huid van Lorenzo Bandini kroop) aan bij Andy Middlehurst in de Lotus-Climax 25 die ooit van Jim Clark was. De Brit wist de Amerikaan desondanks van zich af te houden en noteerde opnieuw een Monaco-zege. James King, landgenoot van Colasacco, werd op respectabele afstand derde in de Brabham-Climax BT7 waarin Dan Gurney ooit reed.

De laatste race voor de lunchpauze was de eerste drieliter-wedstrijd, voor auto's uit 1966-1972. Net als voor de rest van de races werd besloten tot een rollende start, met de auto's achter elkaar in plaats van naast elkaar. Dat was een voordeel voor Björn Wirdheim, de oud-F3000-coureur die in de March 711 van zijn illustere landgenoot Ronnie Peterson van pole mocht vertrekken. De auto met het 'theeblad' als voorvleugel leidde de hele race, maar had al die tijd wel de McLaren M19A van Stuart Hall groot in zijn spiegels.

Michael Lyons (Surtees TS9) moest van achteren komen na een kwalificatie waarin zijn snelle ronden steeds door rode vlaggen werden onderbroken. Hij maakte er een derde plaats van, vóór de Brabham BT33 van Charles Nearburg en de Eifelland Typ 21 van David Shaw. De Tecno PA123 van Manfredo Rossi was de beste niet-DFV (en de mooist klinkende). De Italiaan eindigde als achtste, na een onkarakteristiek probleemloos weekend. Philippe Scémama (Surtees TS9B) finishte eigenlijk als vierde, maar door een tijdstraf van vijf seconden viel hij terug naar de zevende plaats.

Tijdens de demonstraties met vele F1-helden uit het verleden – Mika Häkkinen, Eddie Irvine, Riccardo Patrese, Thierry Boutsen, Jacky Ickx – begon het al te miezeren, totdat vlak voor de start van de sportwagenrace de hemelsluizen helemaal opengingen.

De natste race van het weekend werd een kolfje naar de hand van Chris Ward, die volledig domineerde in zijn Cooper-Jaguar T33. Ben Short (Lister-Maserati) eindigde ruim een halve minuut, Tony Wood (Lister-Bristol) op een minuut. Michiel van Duijvendijk – in de fraaie Maserati A6GCS van zijn schoonvader Jos Koster – reed naar een strakke 16e plaats, op een circuit dat hij nog niet kende.

De F1-race voor auto's van 1973-1976 liet zien dat er op Monaco wel degelijk valt in te halen – zeker op een natte baan. Michael Lyons produceerde waarschijnlijk de passeeractie van het weekend door poleman Stuart Hall in de McLaren M19C uit de Rofgo Collection buitenom in de chicane in te halen. Daarna glibberde en gleed de McLaren M23 tijdelijk uit het zicht, maar de jonge Brit had al gauw de winnaar van vorig jaar achter zich aan, want ook Alex Caffi (Ensign N176) was Hall gepasseerd.

Rondenlang zat de Italiaan op de staart van de leeuw, maar toen hij zich verslikte bij het aanremmen van de chicane, was Lyons vrij om zijn overwinning van vier jaar geleden te herhalen. Dat hij daarbij een oud-F1-coureur versloeg, moet zoet hebben gesmaakt. Hall hield intussen Marco Werner in de Ferrari 312B3 van Ulrich Schumacher net achter zich. Nicky Pastorelli had in de Surtees TS19 van GP Extreme de Ferrari in zicht, nadat hij al vier plekken had goedgemaakt – totdat zijn remmen op waren en de Surtees bij Tabac in de vangrail schoof. Een andere favoriet, Nick Padmore, werd uitgeschakeld nadat er water in het blok van zijn Shadow DN5 terecht was gekomen. Zo slecht klonk een DFV zelden...

Een gelukkig weekend was het niet voor Pastorelli, want ook in de laatste race voor auto's van 1977-1980 – nieuw op het programma – haalde de Nederlander het einde niet. Deze keer maakte hij zelf een foutje, al strijdend met de andere Arrows A3 van teamgenoot Jordon Grogor, die er uiteindelijk met de derde plaats vandoor ging. Ook Frits van Eerd moest al gauw afhaken toen de pookgeleider van de versnellingsbak van zijn Fittipaldi F7-née-Wolf WR8/9 afbrak.

De overwinning ging intussen onbedreigd naar Martin O'Connell, die van start tot finish leidde in de ATS D4 van Marc Devis. De Belg hinkte rond in de pits en had liever zelf willen rijden, maar was dolblij met de overwinning van zijn auto. O'Connell had nog bedreigd kunnen worden door Lyons (Hesketh 308E) en Nick Padmore (Shadow DN9), maar de twee hadden het vooral met elkaar aan de stok. Padmore won de strijd, waarna Lyons meer plekken verloor nadat Grogor hem in Sainte Devote vrij brutaal opzij drukte – remmen of de TecPro in, was Lyons' keuze. De Hesketh viel twee plekken terug, maar heroverde nog wel de vierde plaats.

Later deze week doen we uitgebreid verslag van de gebeurtenissen achter de schermen op Monaco en de bijzondere auto's die er waren te zien.