Retro: Hart junior vervult glansrol op Silverstone Festival
Olivier Hart is op het Silverstone Festival uitgegroeid tot de ster van het weekend. De jonge Nederlander wist in grootse stijl beide races te winnen waarvoor hij was ingeschreven. Met vader David deelde hij een Ferrari 512M op weg naar de overwinning in de Masters Sports Car Legends, terwijl hij tijdens de afsluitende International Trophy voor pre-66 GT’s samen met tegenstander Julian Thomas voor de mooiste wedstrijd van het seizoen zorgde via een 20 minuten durend duel op het scherp van de snede. De twee Shelby Cobra Daytona Coupés werden op de finish gescheiden door slechts drie tienden. Het grootste reguliere historische festival van het seizoen werd op zaterdag geplaagd door aanhoudende regen, maar op zondag keerde het stralende weer van de kwalificatiedag terug.
Tekst: Mattijs Diepraam
Foto’s: Carlo Senten
De meeste wedstrijden tijdens het Silverstone Festival waren al van hoge kwaliteit geweest, maar het beste bleek voor het laatst bewaard: de Masters Gentlemen Drivers die met 53 pre-66 GT’s aan de start verschenen voor de traditionele International Trophy. Na de verplichte pitstops halverwege de race hadden de Daytona Cobra’s van Hart en Thomas de TVR-concurrentie achter zich gelaten, zodat zij het mochten uitvechten om de eer. Aanvankelijk leek Thomas in het voordeel, want hij had het momentum mee toen hij naderde op Hart en na een reeks verwoede pogingen een weg voorbij vond aan de Nederlander. Daarmee leek het pleit beslecht en had het er alle schijn van dat Thomas zijn overwinning op Zandvoort in juni zou herhalen.
Toch had hij buiten de waard gerekend: de jonge Hart vocht zich na een halve ronde terug naar de kop, die hij vervolgens meer dan tien minuten lang met hand en tand zou verdedigen. Dat deed hij niet met de technieken die inmiddels gebruikelijk zijn in de moderne autosport, maar door uitstekende verdedigende lijnen te kiezen waarop Thomas geen antwoord had. Diverse keren reden beide Cobra Daytona’s bijna zij aan zij, met nauwelijks een duimbreed ruimte, maar zonder elkaar te raken. Na afloop was de verliezer net zo enthousiast als de winnaar: beiden hadden de race van hun leven gereden, zo vonden zij, en bovendien hadden zij het ultieme visitekaartje van de historische autosport afgegeven.
Een dag eerder had Hart ook al voor een winnende dagafsluiting gezorgd. Samen met vader David was hij gebrand op wraak, na het verlies tegen Alex Brundle in dezelfde Masters Sports Cars Legends-race in 2023. Toen was het de ene Ferrari 512M tegen de andere, maar deze keer ging Brundle van start in de Lola T70 Mk3B van Gary Pearson, omdat de andere 512M was verkocht aan de familie Halusa. Die auto kwam niet in het spel voor, al eindigden Alex Ames en Lukas Halusa wel in de top-vijf, want deze keer ging het opnieuw om de strijd tussen Brundle en de Harts. De eerstgenoemde nam aanvankelijk het voortouw, maar Hart senior bleef genoeg in de buurt om zijn zoon in staat te stellen binnen twee ronden de kop over te nemen. Aan het slot viel Brundle zelfs terug in de klauwen van Gonçalo Gomes, wiens Lola T296 langszij kwam in de laatste bocht en na contact in de laatste meters tot finish met 48 duizendsten verschil de tweede plaats veroverde.
Een andere Nederlandse familie probeerde in het ochtendprogramma intussen zijn kunststukje van vorig jaar te herhalen, toen Wim Kuijl in zijn Ford Capri RS3100 verrassend de toerwagenrace van Motor Racing Legends op zijn naam schreef. Deze keer kwamen ze er in de stromende regen echter niet aan te pas. De winst ging naar de BMW E30 M3 van Darren Fielding, die samen met de Nissan Skyline GT-R van Ric Wood in het tweede deel kwam opstomen en de Ford Sierra Cosworth RS500’s versloeg die in de openingsfase de toon hadden gezet. Kuijl reikte niet hoger dan de 21e plaats, vier plekken achter vader Dieter, die als 17e eeuw eindigde. De beste vertegenwoordiger van de familie bleek schoonzoon Samuel Verheggen, die zijn Mercedes 190 Evo 2 op de 13e plaats zette.
Luc Brandts trad met zijn Talbot-Lago T26C aan bij de Historic Grand Prix Car Association, die de races organiseert voor F1- en GP-auto’s tot 1966. Hij kon beide keren geen potten breken, hoewel een andere F1-auto met de motor nog voorin tijdens een kletsnatte zaterdagrace juist aan het langste eind trok: in de stromende regen was er geen houden aan John Spiers in de Maserati 250F, die alle recentere auto’s uit de jaren zestig passeerde om de kop te krijgen toen zijn twee laatste rivalen in de fout gingen: Charlie Martin ging in de Cooper T53 in de rondte, waarna Sam Wilson in de Lotus 18 moest uitwijken en daarmee Spiers een vrije doortocht bood. De race van zondag stond volledig in het teken van Will Nuthall, wiens T53 de vorige dag na twee ronden de geest gaf. Vanaf de 30e startplek stormde Nuthall onstuitbaar naar voren, om na zeven ronden de kop van Martin over te nemen en met drie seconden voorsprong te winnen. Bij de auto’s met de motor voorin kon Spiers deze keer geen vuist maken: Geraint Owen in de Kurtis-Offenhauser 500C stak hem al vroeg in de race voorbij, om de winst aan de Champ Car te gunnen die mag meedoen omdat de Indianapolis 500 tot 1960 deel uitmaakte van het WK.
In de twee F1-races voor auto’s uit het 3-liter-tijdperk werden de trofeeën verdeeld tussen Stuart Hall en Matt Wrigley. De twee Britten staken met kop en schouders boven de rest uit en eindigden beide dagen als één en twee. Wrigley had in zijn Tyrrell 011 de pole gepakt, maar Hall stak hem op zaterdag al na twee bochten voorbij. De March 821 liep daarna niet weg, want Wrigley bleef stug volgen en naderde aan het slot zelfs tot op drie tienden.
Op de omgekeerde grid van de eerste negen van zaterdag vertrokken Wrigley en Hall dus van de achtste en negende plaats. Wrigley was even ontdaan toen Hall opnieuw al vroeg voorbij kwam vliegen, maar deze keer liet hij de kaas niet van zijn brood eten. Terwijl het duo naderde op Christophe d’Ansembourg, die van pole was gestart en nog steeds de leiding in handen hield, wist Wrigley een gaatje te vinden, om zo als eerste aan de Waal voorbij te gaan. Als teamgenoot van Wrigley maakte d’Ansembourg het Hall vervolgens zo moeilijk dat Wrigley al een beslissend gaatje had kunnen opbouwen voordat Hall de Williams FW07 kon passeren.
Achter het tweetal deed Jamie Constable op zaterdag van zich spreken door in de regen zijn Tyrrell 011 vanaf de zesde plaats naar het podium te sturen. Mike Cantillon was de uitblinker op zondag: na pech in de eerste race moest hij als 26e starten, maar de ontketende Ier wist in zijn Williams FW07C alsnog het podium te bereiken. In de pre-78-klasse was Peter Williams in de Lec CRP1 duidelijk de beste in de regen, maar de volgende keer moest de Brit het afleggen tegen de McLaren M26 van Carlos De Quesada.
Christophe d’Ansembourg was samen met zijn zoon Werner vervolgens de hoofdspeler in de twee Masters Endurance Legends-races. Ook al was ’t het debuut voor hun Pescarolo-Judd 01, dat weerhield de twee Belgen er niet van om beide races op hun naam te schrijven. In de verraderlijke omstandigheden van zaterdag moesten diverse favorieten het onderspit delven, maar Stuart Wiltshire hield zijn hoofd koel en stuurde zijn Peugeot 90X twee keer naar de tweede plaats. Dat was een uitstekende prestatie van de Brit, die sinds oktober niet meer in de auto had gezeten en in de tussentijd een Amerikaans IMSA-avontuur meemaakte. Op zondag raakte hij door een tijdstraf echter alsnog die tweede plaats kwijt, omdat hij zijn vaart onvoldoende had geminderd tijdens een full-course yellow. Die ging nu naar Hugo Cook in een Lola B12/80.
De twee LMP2-zeges gingen naar Shaun Lynn in een BR Engineering-Nissan BR01. Lynn werd op zaterdag algemeen derde en kreeg de volgende dag de zege cadeau toen gelegenheidsduo Yutaka Toriba/Alfie Briggs een straf kreeg voor inhalen onder geel. Daardoor viel hun BR01 terug van de vierde naar de negende plaats. Bij de GT’s was Cor Euser intussen heer en meester. De Nederlandse veteraan reed twee keer weg bij de concurrentie, aangevoerd door de Bentley Continental GT3 van Will Gamski en Ross Wylie.
Het ochtendprogramma verwelkomde nog twee sportwagenraces. Op zaterdag mochten de sportwagens uit de jaren vijftig van de gecombineerde Woodcote Trophy & Stirling Moss Trophy toch naar buiten omdat zij vanwege hun spatborden beter waren toegerust om het vele water niet metershoog de lucht in te werpen. Nigel Greensall en John Spiers trokken de winst naar zich toe in hun Lister Costin, terwijl David Hart er een Costin-1-2 van maakte, na een intens duel tot aan de meet met de Lotus 15 van Roger Wills. Twee D-types waren veruit de beste in de Woodcote Trophy: het duo Ames/Halusa bleef de broers John en Gary Pearson ruim 20 seconden voor.
De volgende ochtend stuurde Motor Racing Legends de pre-63 GT’s de baan op voor de RAC Historic Tourist Trophy. Daarin speelden veelrijders Spiers en Greensall opnieuw een hoofdrol, maar toen hun AC Cobra het opgaf, ging de overwinning onbedreigd naar Gregor Fisken en Chris Ward in nog een Cobra. 44 seconden later wist de Cobra van Richard Cook nét de Jaguar E-type van de Pearsons van zich af te houden. Oud-F1-coureur Jan Magnussen deelde een Turner GT met Nikolaj Mortensen, wat resulteerde in een klasseoverwinning en een negende plaats algemeen. Dat was een stuk beter dan wat Adrian Newey en zoon Harrison wisten te presteren in de Masters Gentlemen Drivers-race: hun E-type kwam niet verder dan de 13e plek, in een weekend waarin Newey de GP van Nederland liet schieten voor een feestje dat hem veel leuker leek.
De gelegenheidscombinatie Patrick Blakeney-Edwards/Chris Ward bleek intussen veruit de snelste in de BRDC 500 voor vooroorlogse sportauto’s. Hun watervlugge Frazer Nash Super Sports versloeg de Alta Sports van Gareth Burnett en de Alvis Firefly Special van Rüdi Friedrichs met een ruime marge.
Bij de Masters Pre-66 Touring Cars bleef Sam Tordoff intussen ongeslagen. Zijn Ford Falcon reed vanaf pole naar opnieuw een overwinning, al werd de BTCC-racewinnaar in de openingsfase wel het vuur aan de schenen gelegd door Nigel Greensall in de Ford Mustang van John Spiers. In het tweede deel van de wedstrijd kwam Julian Thomas naar voren om er een Falcon-dubbel van te maken, terwijl gamehelden Jann Mardenborough en Jimmy Broadbent de Mustang van Alex Brundle deelden op weg naar de derde plaats, vóór de Mustang van Spiers/Greensall. Van Mardenborough wisten we uiteraard allang dat hij een inmiddels een arrivé is in de GT-wereld, maar YouTube-influencer Broadbent verraste met zijn snelheid.
De overige races werden deels of geheel slachtoffer van de erbarmelijke weersomstandigheden op zaterdag. De Juniors die traditioneel het festival op alle dagen openen, werden na twee verkennende ronden achter de safety car weer naar binnen gehaald, waarna het lang wachten werd op een vervolg. Dat werd gevonden in de vorm van de toerwagen- en sportwagenraces die die ochtend op het programma stonden, omdat die minder last zouden hebben van de spray. Daarna werden de Juniors nog eens op pad gestuurd, maar op een moment dat de omstandigheden eigenlijk nog slechter waren dan eerder op de ochtend. Het resultaat was dan ook dat ze opnieuw meteen naar binnen werden geroepen. Om het middagprogramma toch zijn gewone doorgang te gunnen, werden de twee races voor Formule 2 en Formule 3 afgelast.
Voor de formuleauto’s wachtte de volgende ochtend dus hun enige wedstrijd van het weekend. Bij de Juniors greep Michael O’Brien in de Lotus 27 al snel het initiatief, met in zijn spoor Callum Grant in de Merlyn Mk5/7. De verwachting was dat Grant gauw de macht zou grijpen, maar daar kwam niets van terecht toen de Merlyn na vijf ronden wegviel. Zo ging de zege naar O’Brien, die de winnaar van vorig jaar, Horatio Fitz-Simon in de Brabham BT6, zes seconden voorbleef. Nog eens zeven tellen later kwam Sam Wilson over de streep in een Cooper T59. Ray Mallock domineerde met zijn U2 Mk2 volledig in de klasse voor auto’s met de motor voorin: zijn naaste rivaal, de Elva 100 van Charlie Besley, lag negen plekken verder terug.
In beide F2/F3 Interseries-wedstrijden traden gelukkig eindelijk eens meer dan 20 auto’s aan. In de F3-race was geen kruid gewassen tegen Andy Smith en zijn March 783, die zijn naaste concurrentie ruim 20 seconden losreed. Aanzienlijk spannender werd het in de F2-race, waarin Smith opnieuw de strijd aanging, nu met Matthew Watts in een March 772 en Alex Kapadia in een 762. Toen de 782 van Smith de geest gaf, nam Kapadia de leiding over, na kort daarvoor Watts de tweede plaats afhandig te hebben gemaakt.
De Masters GT Trophy kreeg te maken met het staartje van het slechte weer – en dat maakte een tombola van hun wedstrijd. Op een opdrogende baan die opeens werd verrast door een laatste felle bui, regende het aan bandenwissels en gleden ook diverse auto’s de grindbak in. Helaas bakte de bemanning van de safety car er in die omstandigheden weinig van: ze pikten de verkeerde auto’s op als leider in de wedstrijd, om vervolgens tot wanhoop van de wedstrijdleiding de daadwerkelijke leider door te sturen. Met nog een paar minuten op de raceklok restte er weinig anders dan de rode vlag, net op het moment dat diverse auto’s naar binnen kwamen voor een bandenwissel. In de stand van de vorige ronde was Jon Minshaw in zijn BMW Z4 GT3 de leider in de wedstrijd en waarschijnlijk ook de verdiende winnaar.
Het was de eerste keer dat een GT3-auto een race won in de klasse die nu in zijn tweede seizoen zit. De voorheen onoverwinnelijke Lamborghini Huracán Super Trofeo Evo won deze keer niet eens zijn eigen Corse-klasse voor Italiaanse cupauto’s: die eer ging naar de Ferrari 458 Challenge van Bonamy Grimes en Johnny Mowlem, die derde algemeen werd achter de Lamborghini Gallardo GT3 van Nick Maton. De ‘Nederlandse’ Ferrari 488 Challenge van Jac & Ties Meeuwissen greep mis in de tombola en eindigde daardoor als 31e in het grootste Masters GT Trophy-veld tot nu toe.
Verder werd het festival opgeluisterd met de grootste verzameling van Senna-auto’s – en karts! – die ooit op de wereld bij elkaar is gebracht, 30 jaar na de vroegtijdige dood van de Braziliaanse drievoudig wereldkampioen Formule 1. Uiteraard waren de nodige McLarens en Lotussen present, net als zijn Formule Fords en F3-auto, maar de mooiste bijdrage was de aanwezigheid van maar liefst drie Tolemans uit zijn debuutseizoen in de Formule 1. De grote afwezige was de Williams FW16 waarin hij zijn fatale ongeluk had, maar wellicht was dat ook maar beter zo.