Retro: Constable, Haas/Lyons, Harts en Kuijl grote winnaars tijdens Historic Grand Prix
Een overvol programma dat drie dagen lang van ’s ochtends vroeg tot ’s avonds laat liep, heeft tijdens de Historic Grand Prix van 2024 een hele reeks van spannende wedstrijden opgeleverd. Jamie Constable, Felix Haas, Michael Lyons, David & Olivier Hart en Wim Kuijl behoorden tot de deelnemers die vaker dan één keer winnend over de streep kwamen.
Tekst en foto’s: Mattijs Diepraam
Hoogtepunten van het evenement waren vanzelfsprekend de twee races van de Masters Racing Legends voor F1-auto’s uit het 3-liter-tijdperk. Net als vorig jaar waren daar 27 auto’s op afgekomen, al overleefden ze niet allemaal de vrije training en de (natte) kwalificatie op vrijdag.
De eerste race bleef tot aan het eind spannend doordat maar liefst zes auto’s vochten om de overwinning. Drievoudig Le Mans-winnaar Marco Werner hield het hoofd koel en won van kop af. Zijn Lotus 87B werd gevolgd door de Lotus 77 van teamgenoot Nick Padmore, die met zijn tweede plek ook meteen de winst in de pre-78-klasse in de wacht sleepte. Achter hen vocht regerend kampioen Ken Tyrrell zich naar voren om met zijn Tyrrell 011 de derde plaats te bemachtigen. Daarbij passeerde hij de Williams FW08 van Lukas Halusa en profiteerde hij van contact tussen de andere twee Tyrrell 011’s van Matt Wrigley en Jamie Constable.
Achter de McLaren M29 van Warren Briggs reden Jordan Grogor en Greg Caton naar de tweede en derde plek in de pre-78-klasse. Caton deed dat in de March 741 met Zweedse sponsoring die daardoor zichtbaar ooit van Reine Wisell was, terwijl het voor de Maki F101C zeer waarschijnlijk het beste resultaat was in de complete racegeschiedenis van de Japanse Cosworth-kitcar.
Die twee auto’s stonden de volgende dag op de rij, dankzij de omgekeerde grid die Masters toepast voor de top van het veld uit de eerste race. Na enkele ronden moesten zij zich toch gewonnen geven aan Halusa, die de kop greep en daarna koeltjes een marge van anderhalve seconde op Tyrrell handhaafde. Aan het eind kreeg de Oostenrijker toch nog even de zenuwen, toen zijn motor begon te stotteren, maar hij hield drie tienden over op de streep. De race had geen ronde langer moeten duren, want anders had Halusa geen tweede overwinning aan zijn palmares kunnen toevoegen, na zijn succes op Barcelona in 2022.
Achter Halusa en Tyrrell schitterde Wrigley door van achteren helemaal naar de derde plaats te sturen en daarbij ook Werner en Padmore te passeren. Briggs hield daarachter een hele trein aan auto’s nét achter zich, waaronder de Williams FW07C van Werner d’Ansembourg en de Arrows A3 van Andy Soucek, die net als Wrigley op zaterdag pech hadden gehad en zich op dezelfde manier naar voren moesten vechten. Op het randje van de top-tien reden Caton en Grogor opnieuw naar de tweede en derde plaats in de pre-78-klasse. In de post-82-klasse won Constable op zaterdag, maar een crash voor de Brit in de openingsronde van de race op zondag schonk de eer op de tweede dag aan Georg Hallau en zijn Theodore N183.
Maar liefst 38 auto’s traden aan voor de twee andere F1-races, die van de Historic Grand Prix Car Association voor GP-auto’s tot 1966. Twee landgenoten verschenen daarin aan de start, van wie Michel Kuiper na zijn overwinning van vorig jaar opnieuw meevocht om de zeges. Deze keer werden het twee derde plaatsen voor de Brabham BT4 van Kuiper, die op beide dagen de Cooper T53’s van Will Nuthall en Rüdi Friedrichs moest laten voorgaan – op zaterdag in die volgorde, op zondag andersom.
Mark Shaw had in de Lotus 21 op zaterdag eerst het initiatief gegrepen, maar Friedrichs, Nuthall en Kuiper kwamen al snel voorbijvliegen, waarna Nuthall in de derde ronde de kop overnam van de Duitser. In de tweede race veroverde Friedrichs halverwege de race de eerste plek op Nuthall en wist die na een safetycarperiode te behouden tot aan de finish. John Spiers won op zaterdag de klasse voor de auto’s met motor voorin, maar toen zijn Maserati 250F op zaterdag moest afhaken, nam Rod Jolley het van hem over in de Lister-Jaguar ‘Monzanapolis’. Luc Brandts deed in die klasse mee in zijn fraaie Talbot-Lago T26C en verweerde zich kranig met een zevende en een achtste plaats.
Dat waren nog lang alle formuleauto’s op het programma. In een ietwat mager Formule 2-veld ging het op beide dagen tussen de March 782 van Wolfgang Kaufmann en de March 772 van Matthew Watts, met een bijrol voor de 762’s van Manfredo Rossi en Alex Kapadia. Watts ging goed van start in de eerste race, maar gaf in de vierde ronde de wedstrijd uit handen aan Kaufmann en Rossi. Watts vocht zich nog wel terug naar de tweede plek en revancheerde zich op zondag door bij de start meteen Kaufmann te verschalken en de Duitser vervolgens niet meer voorbij te laten komen. Deze keer ging de derde stek naar Kapadia, die op zaterdag was uitgevallen, maar de volgende middag als een bezetene naar voren reed om Rossi de laatste podiumplek afhandig te maken.
30 Formule Junior-monoposto’s verschenen aan de start voor een tweetal races voor de Lurani Trophy, het Europese kampioenschap voor Juniors. Zoals gebruikelijk was het overal door het veld een slipstreamfeest – en dus ook aan kop, waar het ging tussen de Lotus 22’s van Clive Richards, Manfredo Rossi en Lukas Halusa en de Brabham BT6 van Alex Ames. Richards won van kop af de tweede wedstrijd, maar zag een dag eerder Ames in de vierde ronde voorbijkomen. Beide keren kon Richards Halusa moeilijk van zich afschudden, maar dat lukte de twee op zondag wel met Ames, die de slipstream verloor en 21 seconden later over de streep kwam. Rossi werd op zaterdag vierde, maar moest die plek een dag later gunnen aan de Amerikaan Danny Baker met zijn Lotus 27, na een lange tijd met de Lotus 20/22 van Lee Mowle. De Deen Erik Justesen won met zijn U2 Mk2 twee keer bij de auto’s met de motor voorin, maar Floris-Jan Hekker maakte goed gebruik van zijn baankennis om met zijn Raybrig FJ beide keren de tweede plaats te pakken.
Sportwagens stonden ook in overvloed op het programma. Bij de Masters Endurance Legends voor recente Le Mans-prototypes en -GT’s ging de strijd twee keer tussen de Zytek 04S, de LMP1 van Jamie Constable, en de Lola-Judd B12/80, de LMP2 die werd gedeeld door Nick Padmore en Marco Werner. Werner leidde op zaterdag aanvankelijk de dans, maar Constable ging in het tweede deel aan Padmore voorbij. Op zondag lag de Zytek juist aan kop toen Werner dacht er in de chicane voorbij te kunnen. De auto’s raakten elkaar, maar konden doorrijden, waarbij Werner de kop overnam en vervolgens winnend over de streep kwam. De stewards achtten de Duitser echter schuldig aan vermijdbaar contact, waarna een tijdstraf van vijf seconden de zege teruggaf aan Constable. Werner was het er niet mee eens en zei dat hij al aan de binnenkant zat toen de Brit instuurde, maar besloot de goede sfeer van het evenement niet te verpesten door protest aan te tekenen.
Bij de GT’s heerste de Renault RS01 van David & Olivier Hart twee keer volledig. De ‘monoposto met spatborden’ was zó snel dat de twee de prototypes voor hen aardig konden bijhouden en bovendien flink wat LMP3’s achter zich hielden. Mathijs Bakker en Joshua Kreuger manifesteerden zich ook uitstekend in het GT-veld: de Dodge Viper GTS-R in GT1-spec had het voortdurend aan de bak met de GT2-versie van Victor Jabouille, waarbij Bakker op zondag een mooie vijfde plek algemeen uit het vuur wist te slepen. Cor Euser was minder gelukkig met de Marcos Mantara LM600evo: op zaterdag viel hij terug naar de tiende plek, terwijl op zondag zijn bak leek vast te slaan, met als gevolg een onvrijwillige exit in de Gerlachbocht. Het was wel spijtig dat de HPD-Honda ARX-03b van Bob Blain door een crash in de natte kwalificatie al was uitgeschakeld. De Amerikaan had zijn rijderscoach Mikkel Mac uitgenodigd als co-piloot en het was interessant geweest om te zien hoe ver de Deense ELMS-coureur met de LMP2-machine was gekomen.
Met hun Lola T294 reden Felix Haas en Michael Lyons twee keer naar de overwinning in de Masters Sports Car Legends. Op zaterdag wonnen de twee van kop af, achtervolgd door de Lola T70 Mk3B van Jason Wright en de Lola T290 van de na ziekte teruggekeerde Michael Gans. Op zondag leek een rommelige middenfase van een safety car, een rode vlag en een full-course yellow de Duits-Britse combinatie uit het veld te slaan, doordat Wright tijdens de laatste neutralisatie ‘gratis’ zijn pitstop kon doen, maar Lyons vocht terug en wist Wright uiteindelijk ruim te verslaan.
Aan die strijd aan kop hadden David & Olivier Hart eigenlijk moeten meedoen, maar de versnellingsbak van hun Ferrari 512M gaf op vrijdag de geest. Gelukkig hadden ze wel hun Lola T70 Mk3B meegenomen, die vervolgens in allerijl werd ingeschreven, maar het Chevrolet-blok had te lijden aan vermogensverlies bij volgas. Daardoor werden ze op zaterdag vierde en bereikten ze op zondag het einde niet. Dat laatste gold ook twee keer voor de Chevrolet Corvette Stingray van Alexander van der Lof en Yelmer Buurman, die in de GT-klasse de strijd aanging met Nicky Pastorelli in de Ferrari 365 GTB/4. Ook die struikelde op zaterdag vlak voor de finish, waarna de auto op zondag niet meer verscheen. Een mooie nieuwkomer was intussen de Chevron B36 van zuiderbuur Ron Sanen. Die manifesteerde zich op zaterdag prima in het middenveld, al moet hij nog wel even het reglement goed doornemen, want een verplichte pitstop halverwege hoort toch echt bij het spelletje! Op zondag was de Chevron helaas een vroeg slachtoffer.
In de Masters GT Trophy leek regerend kampioen Craig Wilkins op weg naar een dubbelslag, maar de Brit hield zich in de tweede wedstrijd niet aan de snelheid in de pitstraat. Door de straf die de Lamborghini Huracán Super Trofeo Evo daarvoor kreeg uitgedeeld, kon Jason Wright er met de winst vandoor gaan in zijn Ferrari 458 GT3. Die had de dag ervoor nog Wilkins én de tweede 458 GT3 van Chris Stahl en Michael Lyons moeten laten voorgaan, maar op zondag kreeg ook Stahl een straf uitgedeeld, zodat Wright dubbel profiteerde. Met hun Ferrari 488 Challenge moesten Jac & Ties Meeuwissen het in dezelfde Corse-klasse opnemen tegen de op papier snellere Huracáns, maar op zondag slaagden ze erin om niet alleen twee daarvan achter zich te houden, maar ook de rappe Sam Tordoff in de winnende auto uit de Cup-klasse, een Porsche 997.2 Cup. Vasily Vladikin (BMW M3 GT4) en Peter Reynolds/Daniel Quintero (Ginetta G55) verdeelden de GT4-eer in een klasse waarin Hans Hugenholtz twee maal derde werd in de Mustang FR500C waarin hij ooit deelnam aan het Dutch GT4.
Een hoogtepunt in de GT- en toerwagenraces was de gecombineerde wedstrijd van de Masters Gentlemen Drivers en Masters Pre-66 Touring Cars. Daarin nam Julian Thomas het zonder zijn vaste maatje en leermeester Calum Lockie op tegen een vloot van sterke lokale tegenstand, aangevoerd door David & Olivier Hart in net zo’n Shelby Cobra Daytona Coupé, Nicky Pastorelli in de Ferrari 250 GTO ’64 van Piet Roelofs en de Ferrari 250 LM van Yelmer Buurman en Alexander van der Lof. Pastorelli nam aanvankelijk de kop om een voorsprong op te bouwen, omdat hij als professioneel coureur langer zou moeten stilstaan bij de pitstops, maar door twee safety cars en een rode vlag waren de kansen voor iedereen aan het slot gelijk. Thomas had bij de stops de kop overgenomen en zag zijn voorsprong elke keer in rook opgaan door de neutralisaties. Toch wist hij Pastorelli en Olivier Hart tot aan de streep achter zich te houden. In de gelijktijdige toerwagenrace heerste de Ford Falcon van Sam Tordoff zoals op Brands Hatch: opnieuw oppermachtig en nu zelfs – deels dankzij de late safety car – met een hele ronde voorsprong op de rest. Robin Ward kwam het dichtst in de buurt, al had hij een grotere uitdaging omdat zijn Falcon in de kwalificatie pech had gehad. Achter de twee Falcons reed Harry Barton naar een derde plek, waarbij zijn BMW 1800 tiSA voor het eerst alle Lotus Cortina’s achter zich hield, plus de Falcon van Henk & Thijs van Gammeren, die zich goed staande hielden in het internationale geweld. Bram Bontrup, die solo moest rijden vanwege familieomstandigheden voor teamgenoot Bas Jansen, haalde helaas de finish niet in zijn AC Cobra.
De Harts verschenen met dezelfde Shelby Cobra Daytona Coupé ook in de SuperSixties aan de start, om vervolgens met redelijk gemak met beide overwinningen naar huis te gaan. Beide wedstrijden eindigden met een safety car, waardoor ze als een nachtkaars uitgingen, maar tot die tijd was er volop spektakel te beleven. Achter de Harts, die op uitnodiging meereden in het 45 auto’s tellende veld, werd de E-type van Andy Newall en Rhea Sautter op zaterdag de echte winnaar, gevolgd door de Britten Charles Allison en Peter Thompson in hun TVR Griffith, terwijl ook Manfredo Rossi te gast was met zijn Mustang GT350. De Italiaan werd vierde, vóór de Ferrari 250 GT SWB van Alexander & Shirley van der Lof. Een dag later trok de Ford GT40 van de Zweed Kenneth Persson aan het langste eind, opnieuw gevolgd door de Griffith van Allison/Thompson en de Elans van Peter Brouwer en Luc De Cock.
In het NK GTTC waren de Capri’s van de familie Kuijl heer en meester, al boden de Porsche 911 Carrera RSR’s van Hans de Graaf en Gerd Rijper enthousiast tegenstand. Wim Kuijl won twee keer in de snelste van de Capri RS3100’s, maar De Graaf wist ze op zaterdag te splitsen, zodat Dieter Kuijl als derde over de finish kwam, met Rijper achter zich aan. Op zondag stelde Kuijl sr. echter orde op zaken door De Graaf te passeren en tweede te eindigen achter zijn zoon.
Daarmee was het programma nog niet voltooid, want de Dutch Vintage Sports Car Club vierde opnieuw zijn Dutch Vintage Revival tijdens de Historic Grand Prix. Vier regelmatigheidsritten hielden de vooroorlogse auto’s, waarin de prijzen werden verdeeld tussen Ernand Jonker, Tom Gatsonides, Herman Hemke en Jan Cees van Rijckevorsel. Daarnaast had Jason Wright een demo georganiseerd van Le Mans-auto’s van 1958 tot en met 1963 en bood het circuit een staalkaart van raceauto’s van Nederlandse constructeurs aan. Ook de toekomst werd niet vergeten met een demo van auto’s op alternatieve brandstoffen.