Retro: Kuiper, Euser en de Harts bij de Nederlandse winnaars tijdens Historic Grand Prix
Michel Kuiper, Cor Euser en David & Olivier Hart zaten bij de Nederlandse winnaars die werden gehuldigd tijdens de Historic Grand Prix van afgelopen weekend. Kuiper sprong eruit met zijn eerste overwinning bij de Grand Prix-auto’s tot 1966, terwijl de Harts één wedstrijd van de Masters Sports Car Legends en de GT-sectie van de Masters Gentlemen Drivers & Pre-66 Touring Cars op hun naam schreven. Cor Euser schitterde intussen in de GT-klasse van de Masters Endurance Legends en won ook als gast in Masters GT Trophy. Na de diverse NK-races klonk uiteraard ook diverse malen het Wilhelmus.
Tekst: Mattijs Diepraam & Jan-Bart Broertjes
Foto’s: Mattijs Diepraam
Over de drie historische Formule 1-races tijdens het evenement hebben we gisteren al uitvoerig bericht, maar aan de rest van het programma besteden we ook graag aandacht. Omdat de Historic Grand Prix het 75-jarig bestaan van het circuit vierde en Grand Prix-auto’s daar vanaf het prille begin deel van uitmaakten, waren de twee races voor GP-auto’s tot 1966 eigenlijk net zo belangrijk voor het evenement als de 29 F1-auto’s uit het tijdperk ’66-’85 die de grote publiekstrekker waren.
Daarom was het verheugend dat de klasse voor het eerst in haar geschiedenis een Nederlandse winnaar mocht begroeten – en hij had er lang genoeg op moeten wachten. Al was hij vanaf het begin snel en behaalde hij al gauw ook al diverse podia, een overwinning in de races van Historic Grand Prix Car Association was voor Michel Kuiper nog altijd uitgebleven. Ook nu had hij die verwachting niet. Want niet alleen was de grote veelwinnaar van de klasse, Will Nuthall, gewoon van de partij, Kuiper moest ook van start met een kersverse motor, nadat zijn vorige Climax-blok op Dijon was geploft.
Nuthall reed inderdaad met gemak naar de pole, maar Kuiper wist zijn Brabham BT4 toch op de eerste rij te krijgen. Het geluk lachte hem op zaterdag vervolgens toe, toen de Cooper T53 van Nuthall uitviel en hij de leiding in de schoot kreeg geworpen. Een late safety car zorgde er nog voor dat hij de Lotus 21 van Mark Shaw en de Lotus 24 van Andy Willis in zijn nek kreeg, maar met een goede herstart reed Kuiper zich meteen buiten bereik. De dag erna was er echter geen kruid gewassen tegen Nuthall, die door het hele veld heen stormde en uiteindelijk ook Kuiper verschalkte. Het werd Nuthall iets makkelijker gemaakt door een safety car, maar ook zonder de neutralisatie had de jonge Brit het gehaald. Enkele ronden maakte hij er voor het publiek een show van met Kuiper, maar daarna nam hij serieus de benen.
In de Masters Sports Car Legends reden David & Olivier Hart er op zaterdag vandoor met hun schitterende Ferrari 512M, al had Hart Sr tijdens zijn stint nog wel te doen met de Chevron B26 van de pas teruggekeerde Henry Fletcher. Toch maakte Hart zich daar niet echt druk om, want de auto was naar zijn zeggen op de belangrijke plekken – de rechte stukken dus – snel genoeg om Fletcher uit de buurt te houden. Hij was eerder ontevreden over de afstelling, die naar zijn smaak nog veel beter kon. Toen Fletcher was weggevallen, had Olivier vrij baan om de zege naar huis te rijden, vér voor de Lola T70 Mk3B’s van Steve Brooks en Jason Wright.
De volgende dag bleek de pech in een klein hoekje te zitten, want toen David Hart naar binnen kwam voor een lekke band (op zichzelf al een tegenslag) bleek de velg te zijn vastgedraaid op de naaf – à la Valtteri Bottas destijds op Monaco. Zo kreeg Brooks de leiding in handen, maar Fletcher was vanuit het achterveld intussen hard genaderd. Tussen de twee ontspon zich een schitterende strijd waarin de kop door foutjes over en weer enkele malen wisselde. Toch leek Brooks dankzij zijn 5-liter Chevy aan het langste eind te trekken, totdat Fletcher hem in de laatste ronde zó onder druk zette dat Brooks een fout maakte. Zo won de Chevron alsnog.
Olivier Hart schreef zijn tweede zege van het weekend bij in de gecombineerde race van de Masters Gentlemen Drivers voor GT-auto’s tot 1966 en de Masters Pre-66 Touring Cars (waarvan de naam zichzelf uitlegt). In de andere Shelby Cobra Daytona Coupé waren Calum Lockie en Julian Thomas hun grootste rivalen, want de twee Cobra Daytona’s bleken de vier TVR Griffiths in het veld te snel af te zijn. Lockie startte deze keer, want Thomas zou bij de toerwagens de openingsstint doen in zijn Ford Falcon. De Schotse professional sloeg een bescheiden gaatje op de jonge Hart, maar die wist dat Lockie een langere pitstoptijd te wachten stond vanwege diens professionele status.
Thomas stond dus een inhaalrace te wachten, maar de Britse elektronica-ondernemer is intussen bijna net zo goed als Lockie en wist Hart met nog een kwartier te gaan bij te halen. De beslissende passeeractie kwam er ook, maar daarna schoot Thomas door in de Tarzanbocht, zodat Hart tijdelijk de leiding kon terugpakken. En toen verscheen de safety car, enkele tellen later gevolgd door een rode vlag. Zo werd Hart gered door de gong, maar dat geluk moet je ook een keer hebben, zo zei hij achteraf. Thomas betreurde intussen zijn fout, maar wist mede dankzij teamgenoot Andy Wolfe wel de toerwagenrace te winnen.
De wedstrijd lag in de beginfase een halfuur stil toen een van de deelnemers zijn auto de pits in stuurde en daar meldde dat hij zich onwel voelde. Zijn toestand werd direct onderkend door Sophie Schryver, een van de racecoördinatoren van Masters, die vervolgens wedstrijdleider Chris Norman meteen de ernst van de situatie duidelijk maakte. Die liet onmiddellijk de rode vlag zwaaien. Zo konden de hulpdiensten de coureur in de pits verzorgen. Vanuit het ziekenhuis kwam later het goede nieuws dat de coureur het relatief prima maakte – een hele geruststelling na zo’n schrik. Het snelle en adequate handelen van alle betrokkenen valt zeer te prijzen.
Bij de Masters Endurance Legends ontbraken spijtig genoeg de Peugeots die de vorige wedstrijden zo interessant hadden gemaakt: die 90X van Brooks had nog steeds de versnellingsbakschade die hem een zege op Hockenheim had gekost, terwijl Stuart Wiltshire en Richard Meins niet uit Engeland waren overgekomen. Zo kon een zuiderbuur het initiatief volledig naar zich toetrekken, althans, zo zag het er wel naar uit – ware het niet dat er op zaterdag een aandrijfas knapte op de Lola-Aston Martin DBR1-2 van Christophe d’Ansembourg, zodat Marco Werner en zijn Lola-Judd B12/80 de zege cadeau kregen.
De volgende dag moest d’Ansembourg dus van achteren komen. De Belg deed dat snel en besluitvaardig, zodat zijn LMP1 al gauw de LMP2 van Werner had bereikt. De Duitser bleef in de buurt, maar d’Ansembourg was zijn voorsprong kalm aan het managen. Dat kon Cor Euser beide dagen feitelijk ook doen, behalve dat Euser én zijn pas gerestaureerde Marcos LM600evo daar niet voor zijn gebouwd. Knallen deden ze dus, met als resultaat twee eclatante klasseoverwinningen voor de auto die destijds zo’n treurig einde kende. Zelfs een stop-and-go voor een pikstart kon Euser zaterdag niet tegenhouden.
Euser maakte als gastrijder in de Masters GT Trophy ook goede sier met de Marcos. Zijn belangrijkste tegenstander was Craig Wilkins, die de volgers van de Supercar Challenge nog kennen van de periode waarin hij met Aaron Scott een Dodge Viper deelde in de klasse van Nederlandse bodem. Wilkins won weliswaar oppermachtig de vrijdagmiddagrace, maar toen diens Lamborghini Huracán Super Trofeo Evo – geprepareerd door Scott Sport van… Aaron Scott – een aandrijfas liet knappen (ja, ook al), ging Euser met de winst aan de haal. Een podium leverde hem dat niet op, want de Nederlander deed buiten mededinging mee. Zo gingen de kampioenschapspunten naar Ron Maydon in een Super Trofeo in niet-Evo-specificatie.
Geen Nederlanders in de Formule 2, maar of dat eraan bijdroeg dat de race van zaterdag een optelsom van safety cars en rode vlaggen werd? Uiteindelijk kon Andrew Smith zegevieren in een van de March 782’s in het veld. Smith werd aanvankelijk bedreigd door Wolfgang Kaufmann in de 782 die ooit van Stephen South was, maar aan het slot werd Kyle Tilley tweede in de Ralt RT1 waarin hij debuteerde. Brian Morris werd derde in nog een 782. Kaufmann won wel vrij eenvoudig op zondag, zeker nadat én Smith én Tilley moesten opgeven. De Duitser kreeg twee andere 782’s achter zich aan: die van Morris en Marc Devis.
Voor de 1000cc F3’s had Floris-Jan Hekker zijn Tecno na drie jaar weer uit de mottenballen gehaald. De rode machine zag er geweldig uit en gilde net zo hard als zijn rivalen, met als resultaat een 16e en 14e plaats in een veld van 27 auto’s. Dat veld kon zo groot uitvallen doordat Zandvoort precies tussen Engeland en Frankrijk ligt, waardoor de Britse en de Franse series samen konden rijden. Samuel Harrison (Brabham BT21B) en Jeremy Timms (Chevron B15) bezetten op beide dagen de eerste twee plaatsen, François Derossi (Chevron B17) was de snelste Fransman.
De 500cc F3-racers zorgden intussen voor veel sfeer in de paddock. Het sleutelen aan en vooral het starten van deze op methanol gestookte eenpitters vormde een spektakel op zichzelf. In de eerste race ging Peter de la Roche met zijn Cooper Mk5 lange tijd aan de leiding. Helaas moest hij in de voorlaatste ronde opgeven, waarna James Wilson in een Cooper Mk10 de winst pakte, op gepaste afstand gevolgd door Xavier Kingsland en Simon Dedman, beide met een Staride Mk3. De vaderlandse eer werd verdedigd door Mike Doodeman, die een fraaie 12e plaats boekte met de in het Groningse Bierum gebouwde Larkens, de oudste bolide in het veld.
In de tweede race ging het er heftig aan toe met diverse touchés en een spectaculaire exit van de Larkens toen er in de Gerlachbocht een wiel afbrak. Gelukkig wist Mike de auto veilig tot stilstand te brengen. Deze keer was het James Wilson die pech kreeg, waardoor Peter de la Roche de winst kon pakken. De eer van de familie werd gered door Chris Wilson die zijn Mackson MS001 als tweede aan de finish bracht, gevolgd door Richard Kelly op Cooper Mk5.
Het grootste veld van het weekend kwam op naam van het GTTC en de MG/Triumph Competitions. Trainingssnelste Hans de Graaf kon zijn pole niet verzilveren, want het was Wim Kuijl die na een zeer spannende race de winst pakte in de Ford Capri RS3100. De Graaf wist wel Daniel Schrey in een vergelijkbare Porsche 911 RSR voor te blijven. Op de vierde plaats finishte de snelste 2-liter, een ontaard snelle Escort RS gebouwd door de familie Van Splunteren. Viljo kennen de ouderen onder ons nog van zijn Sunbeam Stiletto Groep 5, Joey herinneren we ons uit de Formule Ford. Bij de MG’s was het Stefan Rozema die Rene Grüter nipt voor wist te blijven. Melle van der Wal eindigde op gepaste afstand als derde.
Op zondag was het feest voor het Belgische St. Paul Racing Team compleet, want nu werd Wim Kuijl op het podium gesecondeerd door zijn vader Dieter. Twee Capri’s op de plaatsen 1 en 2 dus, met daarachter De Graaf en Schrey in hun Porsches, vóór de derde St. Paul Capri met aan het stuur Tim de Vos. Jan-Wilem Oosterhagen was deze keer de snelste 2-liter in zijn Escort met Pinto-blok. Rene Grüter wist Stefan Rozema voor te blijven bij de MG’s. Na Rozema’s uitval pakten Melle van der Wal en Roland Blum de overige podiumplekken.
In het NK HARC 82-90 was er een opvallende nieuwe deelnemer, de Volvo 240 Turbo Groep A van Michiel Campagne. Hij zou hem delen met zijn broer Frits en Allard Kalff. In potentie een auto die de ongenaakbare Pieter Bikker van de winst zou kunnen afhouden. Helaas had de door Vink Motorsport gebouwde auto nog last van kinderziekten en bleef het bij twee DNF’s. Bikker scoorde zodoende weer twee overwinningen, maar Maarten Boon, met eenzelfde met een BMW 325i Groep A, komt steeds dichterbij. Om de derde plaats werd een stevig robbertje gevochten door de MX5’jes van Van der Heijden, Homann en Schilders. Het was Michael van der Heijden die op de zaterdag het podium mocht beklimmen. Shirley van der Lof werd fraai zesde in een geleende BMW, Marc Burger won het Porsche-klassement en Don Wolfrat was de eerste Groep N aan de meet.
Op zondag was het weer Bikker voor Boon en daarna Sven-Olaf Homann als eerste van de Mazda’s, met dank aan Michael van der Heijden die 5 seconden straf kreeg voor een jumpstart. Daarna volgde Yannick Rehorst (MX5), terwijl Niek Bouman (BMW 325i) op P6 de TKH/Van der Lof-eer hooghield. Job van den Broek was de eerste Porsche aan de meet en Donovan Wolfrat wederom koning van de Groep N.
Het evenement werd bovendien opgeluisterd door diverse demo’s van Porsche, BMW, FORCE F1 en een scala aan clubs zoals die van DAF. Een ander vast element in het programma vormden de vier regelmatigheidsritten van de Dutch Vintage Sports Car Club. Nu gelegen aan de Hans Ernstbocht bleek de paddock van de liefhebbersclub voor vooroorlogse auto’s opnieuw een veelbezocht hoekje. De familie Albada Jelgersma won twee ritten, Mark eentje in de machtige Bugatti T57 Stelvio, Jeroen de andere met de Bugatti T40 Grand Sport, terwijl Diederik Klopper in zijn Bugatti T35B de Molsheim-dominantie completeerde met overwinningen in de andere twee ritten. Oud-DVSCC-voorzitter Ron van ’t Schip (Alvis Speed Special) en de Zwanenburgse garagist Ab van Egmond (Lagonda Rapier) zaten er met lage puntenscores enkele keren goed bij.