Retro: 50 jaar geleden won een Brumos-Porsche voor het eerst de 24 Uur van Daytona

De 911 Carrera RSR van Brumos Racing waarmee Hurley Haywood en Peter Gregg in 1973 in Daytona wonnen
Dit jaar, om precies te zijn op 4 februari, is het een halve eeuw geleden dat het Amerikaanse Brumos-team met de Porsche 911 RSR de overwinning in de 24 Uur van Daytona behaalde. Het succes van Peter Gregg en Hurley Haywood was de eerste grote international zege voor het team uit Jacksonville, dat in 1973 een geweldig jaar beleefde. De witte Porsches met rode en blauwe streep, veelal met het startnummer 59, werden beroemd en Brumos werd een begrip.
Tekst: René de Boer (Twitter: @renedeboer)
Foto's: Porsche/Jürgen Tap, archief Porsche AG, Rolex/Tom O'Neal
Steeds minder mensen zullen nog weten wat een telex is, en dat je voor de communicatie via zo'n apparaat geen nummer, maar een speciaal telexadres nodig had, doorgaans een afkorting. Zo'n afkorting zorgde voor de naam van een van de bekendste en succesvolste teams in de Amerikaanse sportwagenracerij, want "Brumos" luidde het telexadres van Brundage Motors, het autobedrijf van Hubert Brundage, waaruit ook een eigen raceteam ontstond. Brundage Motors was aanvankelijk gevestigd in Miami Springs, maar verhuisde later naar het noorden in de staat Florida, naar Jacksonville, waar tot op de dag van vandaag de Brumos Collection gevestigd is, waar de rijke racehistorie van het team levend gehouden wordt. De bijbehorende dealerbedrijven, naast Porsche ook agentschappen van Mercedes en Lexus, zijn een aantal jaren geleden verkocht.
Brumos begon als raceteam al in de late jaren vijftig, maar de eerste grote successen kwamen in de tweede helft van de jaren zestig en beginjaren zeventig, met titels in Trans-Am, IMSA GT en SCCA National en goede resultaten in Can-Am. Peter Gregg speelde daarin als rijder en later ook eigenaar van het Brumos-Porsche-dealerbedrijf een belangrijke rol, evenals een jong talent dat Gregg onder zijn hoede genomen had, Hurley Haywood. Eind 1970 teruggekomen van militaire dienst in Vietnam vond Haywood erkenning in de autosport, waarin hij in 1971 en 1972 de IMSA GT-titel won. Voor 1973 kwam Porsche met een nieuwe wedstrijdversie van de 911, de Carrera RSR, ontwikkeld door Helmut Flegl en Mark Donohue.

Dit weekeinde staat de winnende Brumos-Porsche uit 1973 opgesteld op het binnenterrein in Daytona
In het najaar van 1972 hoorde Peter Gregg tijdens een zakentrip naar Stuttgart over de plannen voor de nieuwe auto en pleitte ervoor dat zijn team Brumos de 911 RSR zou inzetten bij het Amerikaanse debuut, omdat Brumos al jarenlang met 911's racete. Dit viel niet in goede aarde bij Mark Donohue, die een groot deel van het testwerk had gedaan en natuurlijk nauw gelieerd was aan Penske. Bij Porsche koos men voor een Salomonsoordeel: zowel Penske als Brumos kregen voor de 24 Uur van Daytona tijdens het eerste weekeinde van februari 1973 de beschikking over de nieuwe auto.
Pas medio januari kregen de teamleden bij Brumos te horen dat ze een nieuwe auto zouden inzetten in Daytona, tot dan toe verkeerden ze in de veronderstelling dat het team weer met de 911 ST zou aantreden waarmee Haywood het jaar ervoor de IMSA-GT-titel gewonnen had. Het verhaal staat geweldig beschreven in het tweede deel van de trilogie "Brumos – An American racing icon" van auteur Sean Cridland: halverwege januari kreeg teambaas Jack Atkinson van Peter Gregg te horen dat hij op het vliegveld John F. Kennedy in New York een nieuwe raceauto moest gaan ophalen. Drie dagen was hij met de transporter onderweg, waarna het team nog anderhalve week de tijd had om de auto in de werkplaats in Jacksonville voor te bereiden, voordat de trip naar Daytona op het programma stond.

In 1973 keerde de race in Daytona weer terug naar de gebruikelijke duur van 24 uur, nadat er het jaar ervoor slechts zes uur geracet was, op verzoek van de Europese fabrikanten, die bang waren dat hun nieuwe drieliter-auto's het niet 24 uur lang zouden volhouden. Voor de race in 1973 had het Gulf-tram van John Wyer twee Mirage-Fords ingeschreven, Matra en Lola brachten elk één auto aan de start. Verder bestond het veld bij de prototypes uit twee bedaagde Porsche 908's en de Carrera RSR's van Brumos, met Peter Gregg en Hurley Haywood, en Penske, met Mark Donohue en George Follmer. De Carrera's reden als prototypes omdat de Groep 4-homologatie van de auto pas in maart zou ingaan. Voor de rest stonden er voornamelijk productieauto's aan de start: Ferrari Daytona's, Porsche 911's, Corvettes en Camaro's.
In de kwalificatie behaalde de Mirage van Derek Bell/Howden Ganley pole-position, voor de Matra van François Cevert, Jean-Pierre Beltoise en Henri Pescarolo. Snelste Carrera was de Brumos-auto van Gregg en Haywood op de achtste startplaats, zes tienden van een seconde sneller dan de Penske-911 van Donohue en Follmer. De verhouding tussen de beide Porsche-teams was, op z'n zachtst gezegd, gespannen. Mensen van de fabriek, onder wie technicus Norbert Singer, brachten de meeste tijd bij Penske in de pits door. Bij Brumos kende men de 911's beter en was men op de hoogte van een probleem met de bevestiging van het vliegwiel, maar toen Peter Gregg die informatie aan Donohue doorgaf, dacht laatstgenoemde dat dat een truc van Gregg was om hem erin te luizen. Totdat bij de motor in de Penske-Carrera inderdaad het vliegwiel eraf liep...

De Daytona-winnende RSR prijkt op de omslag van deel twee van de Brumos-trilogie van Sean Cridland
De race startte op zaterdag om 15.00 uur. Zoals te verwachten viel bepaalden de open prototypes vooraan het tempo, maar hielden het uiteindelijk niet vol. De Mirage van Bell/Ganley viel na 179 ronden uit vanwege problemen met de koppeling, de Matra strandde na 267 ronden met een motordefect en de tweede Mirage van John Watson en Mike Hailwood viel uit als gevolg van een gebroken ophanging achter. Daarmee reden rond middernacht, nog voordat de helft van de race verreden was, de beide Porsches van Penske en Brumos op de eerste en tweede plaats, ruim voor de Corvettes, Camaro's en Ferrari's.
De strijd tussen de beide Porsches was intens. In het boek van Cridland herinnert Haywood zich: "Ik reed dicht achter George (Follmer) en deed precies wat hij ook deed. Toen, ergens tussen Turn 3 en 4 in het infield, reed Follmer met vier wielen door het gras, in de verwachting dat ik dat ook zou doen en in de rondte zou gaan. Maar ik dacht: 'Nee George, met mij niet'. Ik reed terug de baan op en bleef achter hem aan rijden." Op dat moment hadden de beide Carrera's al een voorsprong van bijna 30 ronden op de auto die op de derde plaats reed.

De rood-blauwe Brumos-kleuren op witte ondergrond blijven tot de verbeelding spreken
Rond vijf uur in de ochtend kwam er een grote blauwgrijze rookwolk uit de Penske-Porsche en in de pits bleek dat een cilinder niet meer functioneerde. Daarmee was de race voor Penske over en had Brumos de leiding in handen. Norbert Singer en de andere mensen van Porsche pakten bij Penske hun bezittingen in en liepen naar de box van Brumos. Toch verliep de race ook voor Brumos niet zonder problemen. Rond 8.00 uur meldde Haywood via de boordradio dat hij een vogel geraakt had. De voorruit was op meerdere plaatsen gebarsten, maar Haywood kreeg de instructie om door te rijden totdat het team – of de wedstrijdleiding – hem naar binnen zou roepen. Het werd de eerste variant. Een nieuwe voorruit werd gemonteerd en de resten van de dode vogel werden uit de radiateur geplukt.
Verzoeken van Norbert Singer om het rustiger aan te doen om een mogelijk defect zoals bij Penske te voorkomen werden bij Brumos niet opgevolgd, evenmin als het aanbod van een merk van autopoetsmiddelen om 10.000 Dollar te betalen als het team iets van de voorsprong zou opofferen om tijdens de wedstrijd een extra pitstop te maken om de auto te poetsen. Peter Gregg stapte in voor het laatste uur en reed de auto uiteindelijk als winnaar over de finish. De eerste grote overwinning voor Brumos was een feit.

1978: Brumos-succes in Daytona met de 935/77, waarmee ook Toine Hezemans reed
Ruim een maand later wonnen Haywood en Gregg samen met Dave Helmick met een door Brumos geprepareerde RSR ook de 12 Uur van Sebring. In 1975 won Brumos opnieuw met een RSR in Daytona, in 1978 was het team succesvol met een 935/77, waarin naast Peter Gregg ook Rolf Stommelen en Toine Hezemans deel uitmaakten van de rijdersbezetting. In 2009 was Brumos succesvol met een Riley Mk. XI met Porsche-vierlitermotor, afkomstig uit de Cayenne. Inmiddels zijn er geen race-activiteiten meer onder de vlag van Brumos, maar de historische auto's worden nog wel geregeld ingezet en tentoongesteld. Een rijke historie, met 50 jaar geleden de belangrijke eerste overwinning in Daytona.

De tot nu toe laatste Brumos-zege in Daytona, in 2009 met de Riley-Porsche