Retro: Tyrrell P34 komt naar Zandvoort

De sensationele herschepping van de Tyrrell P34 die de afgelopen weken liefhebbers tot tranen toe roerde, komt naar de Historic Grand Prix. 44 jaar na de GP van Nederland van 1976 is de zeswieler weer op Zandvoort te zien – in de blauw-gele slanke vorm zoals hij in dat jaar ook reed. De auto maakt op 22-23 augustus zijn publieke debuut op Brands Hatch, maar eigenaar Jonathan Holtzman heeft zijn P34 ook ingeschreven voor de twee races voor het FIA Masters Historic Formula One Championship tijdens de Historic Grand Prix op 4-6 september, zo is inmiddels bekend geworden.
Tekst: Mattijs Diepraam & Willem J. Staat
Foto's: Jakob Ebrey & Willem J. Staat
De correct nagebouwde zeswieler kwam tot stand nadat de Amerikaan Holtzman tevergeefs probeerde om een van de vijf overgebleven originele exemplaren aan te kopen. Oorspronkelijk zijn er zeven chassis gebouwd, waarvan er twee destijds door crashes verloren zijn gegaan. De vijf resterende auto's staan in musea of bevinden zich in privécollecties en hebben jaren niet meer gereden. Holtzman, die de afgelopen jaren historisch F1 reed met een Lotus 87B, gaf vervolgens zijn team CGA Engineering de opdracht om een exemplaar exact na te bouwen.

De familie Tyrrell stelde de originele tekeningen beschikbaar waarmee de auto kon worden gebouwd, en gaf daarmee haar zegen aan het project. Holtzman liet de auto bouwen in de specificatie van de GP van Zweden van 1976, de enige race die de Tyrrell P34 wist te winnen. Het is daarmee meteen de enige auto met de slankere vorm van 1976, met blauw-gele kleuren, de vijf overgebleven originele auto's hebben allemaal de bredere opbouw van 1977. Tijdens de bouw kreeg CGA begeleiding van voormalig F1-ontwerper John Gentry, die halverwege 1977 in dienst trad bij Tyrrell. De auto is inmiddels met succes getest op het circuit van Pembrey in Wales.

De destijds door Derek Gardner ontworpen bolide creëerde een kleine revolutie in de autosport. Ferrari, March en Williams kopiëerden het idee maar tot een doorbraak kwam het nooit. De zeswieler van March reed nog wel mee in Britse heuvelklims, maar daar bleef het ook bij. De auto staat nu in het Louwman Museum in Den Haag.

Toch beschikte het concept veel potentieel. Toen Ken Tyrrell na de Italiaanse GP van 1975 de vermaarde journalist Denis Jenkinson bij hem thuis uitnodigde om een geheim te onthullen, viel 'Jenks' zowat van zijn stoel – en van zijn geloof. Ontwerper Derek Gardner was al een tijd op zoek naar een oplossing voor de aerodynamische weerstand die de banden van F1-auto's genereren. Gardner en Tyrrell experimenteerden eerst met een 007-chassis en werkten daarna door aan 'Project 34'. Onder de typeaanduiding P34 werd de auto op 22 september 1975 officieel aan de media gepresenteerd.

Toen de auto competitieve rondetijden liet noteren, verging velen toch wel een beetje het lachen. Bij het aanremmen van de bochten beschikte de auto over een voordeel, maar het afkoelen van de remmen bleef circuits een probleem: soms werkte het, soms werkte het niet. Omdat Jody Scheckter vanwege gezondheidsproblemen onvoldoende kon testen, nam Patrick Depailler het leeuwendeel van de tests voor zijn rekening. De Fransman kwalificeerde zich voor de GP van Spanje als derde maar moest na een spin opgeven.

Scheckter had weinig met de P34 op, Depailler des te meer. "Ik ben eraan gehecht alsof het mijn eigen kind was" verklaarde de Fransman destijds. Maar kwam de doorbraak van de P34-zeswieler in 1976 misschien te snel? Tijdens de GP van Monaco raceten Jody Scheckter en Patrick Depailler achter de onverslaanbare Ferrari van Niki Lauda naar een tweede en een derde plek. Daarna volgde in de GP van Zweden die schitterende dubbeloverwinning met Scheckter en Depailler. In de daaropvolgende anderhalf jaar zou er echter geen vervolg meer aan de zegereeks komen.

Na Anderstorp finishte Scheckter tijdens de dramatisch verlopen Grand Prix op de Nürburgring als tweede, terwijl Depailler in zowel Canada als Japan als tweede wist te eindigen. Voor het seizoen 1977 leek er dus voldoende potentie aanwezig te zijn. Scheckter verkaste naar Wolf Racing terwijl Ronnie Peterson diens plek bij Tyrrell innam. Voor 1977 werden twee gloednieuwe chassis opgebouwd, de 34/3 en de 34/4, die allebei na een crash werden afgeschreven.

Ronnie Peterson kon in tegenstelling tot Patrick Depailler met de zeswieler nooit uit de voeten, terwijl de Fransman er tweemaal derde en één keer vierde mee werd. Omdat verdere resultaten uitbleven, vertrok ontwerper Derek Gardner waarna Maurice Philippe zijn taak overnam. Het was geen ideale situatie. Ten opzichte van de concurrentie bleef de ontwikkeling behoorlijk achter, vooral de Goodyear-voorbanden leverden problemen op. Als Tyrrell in die tijd over Michelins had beschikt, waren er misschien betere resultaten gekomen.

Goodyear was in die periode overigens de enige bandenleverancier in de F1 en speciaal voor de Tyrrell P34 moesten er dan ook vier kleine banden ontwikkeld en gefabriceerd worden. Omdat de kleine voorwielen meer roteerden dan de achterwielen, was de slijtage aanmerkelijk groter, waardoor de P34 tijdens de race veel grip verloor. Oververhitting van de wielen betekende dat het voor de rijders moeilijk was om de remmen af te koelen. Extra remmen leverde vervolgens moeite op met het vinden van de juiste rembalans. Het resultaat was dat de auto in diverse bochten over behoorlijk veel overstuur beschikte.

Zowel Ronnie Peterson als Jody Scheckter had in tegenstelling tot Depailler een behoorlijke hekel aan de zeswieler. Achteraf misschien wel verklaarbaar, omdat Patrick in het begin van zijn carrière nogal wat testwerk voor Michelin had verricht en mogelijk toch over meer feeling beschikte dan zijn toenmalige teamgenoten.

Met de technieken waarover wij nu beschikken, had de auto eind jaren zeventig mogelijk een topper kunnen zijn. Op technisch gebied was de Tyrrell P34 zijn tijd ver vooruit. Alleen kwam in het stenen tijdperk van de autosport niet eruit. Op de PMW in Keulen 2016 onthulde Paolo Callea van Callea TechCenter UK dat de P34 niet alleen een omslag in de autosport bracht, maar ook aan de basis van een digitale revolutie stond. Het was de eerste auto met dataverkeer, die zelfs een basis voor de huidige internetcommunicatie vormde! Wie had dat gedacht?

Voor de Tyrrell P34 begint rond de eeuwwisseling een nieuw hoofdstuk. De ervaren Brit Martin Stretton eindigt in 1999 als tweede in het toenmalige Thoroughbred Grand Prix-kampioenschap, dat later zou overgaan in het FIA Historic Formula One Championship. In 2000 won Stretton de titel. Daarna volgde in 2008 nog eens succes met de Italiaan Mauro Pane. Avon ontwikkelde werden destijds speciale F1-banden waarmee het oververhittingsprobleem werd opgelost. Bij deze projecten waren ex-Goodyear- en Tyrrell-technici betrokken.

In de bekende film 'Rush' over de confrontatie tussen James Hunt en Niki Lauda was Pane de stand-in van acteur Daniel Brühl. Samen met Sean Edwards was Pane ook een van de driving instructors. Beiden leverden een groot aandeel aan de film die in 2013 uitkwam. Zowel Pane als Sean Edwards kwam op korte tijd na elkaar om het leven, Edwards tijdens een trackday in het Australische Queensland terwijl Pane enkele maanden later bij een auto-ongeluk verdronk. De auto van Pane werd kort geleden trouwens weer tot leven gewekt. Vorig jaar kwam oud-F1-coureur Pierluigi Martini op Imola weer met deze auto in actie.
