Retro: Guy Ligier 1930-2015

Guy Ligier was als coureur een voetnoot in de F1-geschiedenis, maar zijn team schreef er een belangrijk hoofdstuk in. In de hoogtijdagen van de Franse bijdrage aan de Formule 1 was het team van Ligier een vaste waarde, vooral in de bekende kleuren van Gitanes en met Jacques Laffite achter het stuur, en het ging mede dankzij Ligiers gedrevenheid en uitstekende politieke connecties langer door dan Renault en Matra het als fabrikanten wisten vol te houden. Voordat Ligier aan de Formule 1 begon, nam zijn team ook nog aan Le Mans deel. Guy Ligier overleed gisteren op 85-jarige leeftijd.
Tekst: Mattijs Diepraam
Foto's: Willem Staat, Mattijs Diepraam
Wie in 1966 in de paddock van Monaco rondliep, zal niet hebben gedacht dat daar de man rondliep die de decennia daarna het boegbeeld van de Franse autosport zou worden. In de vroegste dagen van het 3-liter-tijdperk, waarin elke extra auto welkom was, leek de Franse zakenman Guy Ligier een van de vele privérijders die van de ruimte gebruik konden maken, om daarna snel weer uit beeld te verdwijnen. Met steun van zijn goede vriend François Mitterand zette hij een groot bouwbedrijf op dat een grote bijdrage leverde aan de wederopbouw van de regio rond Vichy in centraal Frankrijk.

Als coureur bleef Ligier inderdaad die voetnoot: twee seizoenen reed hij mee in zijn Cooper-Maserati, onderbroken door een zware crash op de Nürburgring. Daarna moesten we bijna tien jaar wachten voordat we de naam Ligier opnieuw in de F1-paddock ontwaarden. In de tussentijd zat de Fransman echter niet stil: hij bouwde F2-auto's en deed met zijn JS2 mee aan Le Mans – Ligiers vaste typeaanduiding 'JS' verwees naar Ligiers verongelukte vriend Jo Schlesser, met wie hij samen in 1963 met een Porsche begon te racen, na eerst met groot succes rugby te hebben gespeeld.

Voor zijn tweede seizoen stapte hij samen met Schlesser over naar de F2 met twee Brabhams, om vervolgens al gauw de stap naar de F1 te wagen. Daar in Monaco werd hij trouwens zesde, maar hij kreeg geen WK-punt omdat hij met 25 ronden achterstand finishte. Later overkwam hem dat nog een keer. Ligier werd zo de eerste coureur die het slachtoffer werd van de nieuwe regel dat coureurs een minimale raceafafstand moesten hebben afgelegd om te worden geklasseerd. Later op de Nürburgring veroverde hij wel een punt, het zou zijn enige blijken. Door het dodelijk ongeval van Schlesser op Rouen-les-Essarts besloot Ligier zijn helm aan de wilgen te hangen en verder te gaan als teambaas.
In de loop van de jaren zeventig kwam vervolgens alles samen voor de vorming van een Frans nationaal superteam. Matra had zich net teruggetrokken uit de F1, maar had nog wel motoren over, én een zeer getalenteerde ontwerper met de naam Gérard Ducarouge. Staatstabaksbedrijf SEITA had Ligier met het merk Gitanes al gesteund tijdens zijn tweede Le Mans-deelname en wilde wel meevaren op de Franse autosportgolf, die door oliemaatschappij Elf in gang was gezet. Terwijl Matra zich op de sportscars ging richten, ging de temperamentvolle Guy Ligier de andere kant op: de Formule 1.
Het eerste F1-ontwerp, de JS5, ging al gauw door het leven als de 'theepot', vanwege de enorme airbox – nog enormer dan die van de concurrentie destijds. Met Jacques Laffite als coureur volgde de doorbraak in 1977, toen Ligier-Matra de Zweedse GP won. Frankrijk stond weer op de F1-kaart. Toch koos Ligier voor Cosworth-motoren en een uitbreiding naar twee auto's voor de volgende stap. Aan het begin van 1979 leken Laffite en Depailler aan een dominant seizoen te beginnen, maar Ligier kon de vorderingen bij Ferrari en vooral Williams niet bijbenen. Het deltavliegerongeluk van Patrick Depailler betekende een extra domper voor het team.
Didier Pironi kwam in 1980 Depailler vervangen. Opnieuw reden de Fransen voorin mee, maar de Williams FW07 en Brabham BT49 waren net iets beter. Het was de tijd van de FISA/FOCA-oorlog en Guy Ligier dacht met de steun van fabrikant Talbot de goede kant te kiezen. Dat betekende ook de terugkeer van de Matra V12. Laffite maakte het hele jaar kans op de titel, dankzij Ducarouge's effectieve JS17, maar greep op het laatst mis.
Het vertrek van Ducarouge betekende een ware omslag voor het team. Zijn opvolger Michel Beaujon ontwierp de radicale JS19, die faliekant mislukte. Die tegenslag kwam het team nooit meer echt te boven. Nog jaren reed Ligier in de middenmoot mee. Alleen in 1986 wist het team nog enige rol van betekenis te spelen, niet toevallig door de komst van Renault-motoren en een hernieuwde financiële injectie van Gitanes. De staatsbemoeienis met de autosport heeft in Frankrijk lang niet altijd succes opgeleverd, maar soms kan geld toch een groot verschil maken. Wat dat betreft kwam het voor Ligier zeer goed uit dat zijn oude vriend Mitterand het tot president van Frankrijk schopte.

Tegen de tijd dat Britten als Brundle en Blundell voor het team reden, was Guy Ligier alleen nog maar met zijn naam in de F1 actief. In 1992 verkocht hij zijn team aan Tom Walkinshaw, die er tijdelijk een 'B-team' van Benetton van maakte.

Nog één keer mocht de naam Ligier als GP-winnaar worden bijgeschreven, toen Olivier Panis in 1996 die idiote verregende GP van Monaco won – toen stond Cesare Fiorio inmiddels aan het roer. Kort daarna werd bekendgemaakt dat Alain Prost het team zou overnemen. De Ligier JS45 zou Prost JS45 gaan heten. Daarmee kwam een einde aan het F1-merk Ligier.

Toch was de Ligier JS43 niet de laatste auto van het merk. Na de verkoop aan Walkinshaw richtte Ligier zich op de ontwikkeling en productie van invalidenautootjes met brommermotor. Sindsdien kunnen ook vele bejaarden met recht beweren dat ze Ligier-coureur zijn. Ook was Ligier betrokken bij de (vruchteloze) redding van het F3-merk Martini en creëerde hij een reeks CN-prototypes voor het Franse VdeV-kampioenschap.
Inmiddels rijden er ook weer écht serieuze Ligiers op het circuit. OAK- en Onroak-voorman Jacques Nicolet doopte zijn nieuwste LMP2-creatie onlangs immers Ligier JSP2. De cirkel was rond toen er voor de afgelopen 24 Uur van Le Mans weer Ligiers op de inschrijvingslijst stonden.

Guy Ligier overleed gisteren op 85-jarige leeftijd, maar ook in de historische autosport zal zijn naam nog lang blijven voortleven.