Retro: Oud-Ferrari-coureur Jonathan Williams overleden
Niet veel mensen kunnen zeggen dat ze F1-coureur voor Ferrari zijn geweest, maar Jonathan Williams reed zijn enige GP voor het fameuze Italiaanse merk. Williams overleed gisteren op 71-jarige leeftijd.
Tekst: Mattijs Diepraam
Het begin van Williams' racecarrière was typerend voor vele jonge Engelse coureurs uit de jaren zestig: met toerwagens – onder meer in een Mini en een Austin A40 – Britse clubevenementen onveilig maken, om daarna in 1963 de stap naar de Formule Junior te zetten.
Williams maakte deel uit van een racende vriendengroep met onder meer Frank Williams (geen familie), Piers Courage en Sheridan Thynne (later een drijvende kracht in het F1-team van Williams). De rijke brouwerszoon Courage was net gestopt met school om zijn passie na te jagen, zocht onderdak en vond dat in de Londense flat van Jonathan Williams, die Williams deelde met nog zo'n clubracer, John Chrichton-Stuart.
Toen in 1964 de nieuwe Formule 3 in het leven werd geroepen, besloten Courage en Williams om als Anglo-Swiss Racing met twee Lotus 22's door Europa te reizen – 'Swiss' vanwege het plan om Lausanne als uitvalsbasis te nemen. Courage en Williams leefden van hun start- en prijzengeld tot ze tijdens het seizoen Charles Lucas ontmoetten, een man die nog niet wist hoe hij zijn erfenis moest besteden...
Voor Courage betekende de deal met Lucas dat hij binnen de kortste keren in de Formule 1 zat. Williams bleef in de Formule 3 totdat hij in de herfst van 1967 dat ongelooflijke aanbod van Ferrari kreeg. Hij had zich daarvoor overigens wel in beeld gereden. In het goed gefinancierde team van Lucas kon Williams zijn eerste overwinningen pakken: op Zolder en twee keer op Monza. Door die twee zeges op Monza kwam hij in de belangstelling te staan van het Italiaanse team De Sanctis, dat hem voor 1966 inlijfde voor een seizoen in het Italiaanse F3-kampioenschap. De winst in de befaamde Lotteria-race op Monza deed het 'm: in 1967 mocht Williams zich F2-coureur voor Ferrari noemen.
Maar dat klonk mooier dan het was: het F2-project liep al gauw vast en binnen de kortste keren was Williams weer F3-coureur. Opnieuw won hij voor De Sanctis de Lotteria-race, waardoor hij bij Ferrari nogmaals op de kaart stond.
Ferrari was echter op de weg naar beneden: de Cosworth DFV had net zijn debuut gemaakt, het Brabham-team draaide met Repco-motoren als een trein, en het team had in korte tijd John Surtees, Lorenzo Bandini en Mike Parkes verloren, de Italiaan definitief, de twee Engelsen door respectievelijk ruzie en een zwaar ongeluk. Chris Amon had de races tot aan Mexico als enige voor Ferrari gereden, maar Ferrari nam Williams als reserve mee naar Mexico.
Op vrijdag keek Williams nog toe, totdat de Commendatore besloot dat hij twee auto's in de race wilde. Op zaterdag moest Williams het in één keer waarmaken. Hij slaagde er niet in: zijn kwalificatietijd was ruim zes seconden langzamer dan die van Amon. De Engelsman reed de race netjes uit en finishte als achtste, maar werd daarna – op een paar sportwagenraces na – nooit meer in overweging genomen door Ferrari.
Williams raakte even betrokken bij het F1-project van Abarth, maar dat kwam nooit van de grond. Via Piers Courage kreeg hij vervolgens een F2-kans in het team van Frank Williams, maar zijn zeges in de Rheinpokal en de Lotteria-race (voor de derde keer!) waren niet genoeg om in 1969 als teamgenoot van Courage in het F1-team van Williams te worden opgenomen. Ook Courage kreeg begin 1970 een aanbod van Ferrari, maar sloeg dat af. Mogelijk speelden de ervaringen van zijn vriend Jonathan daar een rol in.
Williams stapte daarna over naar de sportwagens, om na het seizoen '71 zijn helm aan de wilgen te hangen. In later jaren werd Williams bekend als schrijver en columnist.
Tekst: Mattijs Diepraam
Het begin van Williams' racecarrière was typerend voor vele jonge Engelse coureurs uit de jaren zestig: met toerwagens – onder meer in een Mini en een Austin A40 – Britse clubevenementen onveilig maken, om daarna in 1963 de stap naar de Formule Junior te zetten.
Williams maakte deel uit van een racende vriendengroep met onder meer Frank Williams (geen familie), Piers Courage en Sheridan Thynne (later een drijvende kracht in het F1-team van Williams). De rijke brouwerszoon Courage was net gestopt met school om zijn passie na te jagen, zocht onderdak en vond dat in de Londense flat van Jonathan Williams, die Williams deelde met nog zo'n clubracer, John Chrichton-Stuart.
Toen in 1964 de nieuwe Formule 3 in het leven werd geroepen, besloten Courage en Williams om als Anglo-Swiss Racing met twee Lotus 22's door Europa te reizen – 'Swiss' vanwege het plan om Lausanne als uitvalsbasis te nemen. Courage en Williams leefden van hun start- en prijzengeld tot ze tijdens het seizoen Charles Lucas ontmoetten, een man die nog niet wist hoe hij zijn erfenis moest besteden...
Voor Courage betekende de deal met Lucas dat hij binnen de kortste keren in de Formule 1 zat. Williams bleef in de Formule 3 totdat hij in de herfst van 1967 dat ongelooflijke aanbod van Ferrari kreeg. Hij had zich daarvoor overigens wel in beeld gereden. In het goed gefinancierde team van Lucas kon Williams zijn eerste overwinningen pakken: op Zolder en twee keer op Monza. Door die twee zeges op Monza kwam hij in de belangstelling te staan van het Italiaanse team De Sanctis, dat hem voor 1966 inlijfde voor een seizoen in het Italiaanse F3-kampioenschap. De winst in de befaamde Lotteria-race op Monza deed het 'm: in 1967 mocht Williams zich F2-coureur voor Ferrari noemen.
Maar dat klonk mooier dan het was: het F2-project liep al gauw vast en binnen de kortste keren was Williams weer F3-coureur. Opnieuw won hij voor De Sanctis de Lotteria-race, waardoor hij bij Ferrari nogmaals op de kaart stond.
Ferrari was echter op de weg naar beneden: de Cosworth DFV had net zijn debuut gemaakt, het Brabham-team draaide met Repco-motoren als een trein, en het team had in korte tijd John Surtees, Lorenzo Bandini en Mike Parkes verloren, de Italiaan definitief, de twee Engelsen door respectievelijk ruzie en een zwaar ongeluk. Chris Amon had de races tot aan Mexico als enige voor Ferrari gereden, maar Ferrari nam Williams als reserve mee naar Mexico.
Op vrijdag keek Williams nog toe, totdat de Commendatore besloot dat hij twee auto's in de race wilde. Op zaterdag moest Williams het in één keer waarmaken. Hij slaagde er niet in: zijn kwalificatietijd was ruim zes seconden langzamer dan die van Amon. De Engelsman reed de race netjes uit en finishte als achtste, maar werd daarna – op een paar sportwagenraces na – nooit meer in overweging genomen door Ferrari.
Williams raakte even betrokken bij het F1-project van Abarth, maar dat kwam nooit van de grond. Via Piers Courage kreeg hij vervolgens een F2-kans in het team van Frank Williams, maar zijn zeges in de Rheinpokal en de Lotteria-race (voor de derde keer!) waren niet genoeg om in 1969 als teamgenoot van Courage in het F1-team van Williams te worden opgenomen. Ook Courage kreeg begin 1970 een aanbod van Ferrari, maar sloeg dat af. Mogelijk speelden de ervaringen van zijn vriend Jonathan daar een rol in.
Williams stapte daarna over naar de sportwagens, om na het seizoen '71 zijn helm aan de wilgen te hangen. In later jaren werd Williams bekend als schrijver en columnist.