Indycar: Opnieuw grote onrust in Indycar
In de Indycarwereld is opnieuw grote onrust ontstaan. Ditmaal heerst er een groot conflict betreffende de prijzen van de reserveonderdelen.
Tekst Willem J. Staat
Foto’s IZOD Indycar/LAT USA

Grote boosdoener in het huidige conflict zijn de prijzen van de reserve-onderdelen.
Opnieuw grote onrust in Indycar
Het conflict sluimert al geruime tijd in Indycar. Justin Wilson won in Texas maar moest later punten inleveren omdat er geen authentieke Dallara-onderdelen op zijn bolide werden aangetroffen. De spanning tussen de teambazen en Indycar is achter de schermen behoorlijk opgelopen. Indycar hoopt ten tijde van de laatste wedstrijd op Fontana 15 sept. a.s. een compromis bereikt te hebben. De meeste teams hebben om een prijsvermindering van maar liefst 40% op bepaalde delen verzocht. Dit zou hun een besparing van 75.000 U$ opleveren. Het budget van de topteams bedraagt tussen de zes en tien miljoen dollar.
Geen externe leveranciers meer
Bij het oude Dallara-chassis was het toegestaan om bepaalde onderdelen zelf extern te laten vervaardigen. Met het nieuwe Dallara-contract werd dit door Indycar uitgesloten. The DW12 zou in principe goedkoper moeten zijn dan zijn voorganger maar volgens verschillende teambazen is dit absoluut niet het geval. Een teambaas die anoniem wilde blijven verklaarde dat hij een achtervleugel in zijn eigen werkplaats voor maar slechts 500U$ kon laten vervaardigen. Bij Dallara moet hij U$ 3000. betalen. Maar of de kwaliteit dan hetzelfde is?
De teams moeten per jaar ongeveer tussen de 140.000U$ en 190.000U$ aan reserveonderdelen besteden. Ongeveer 4 tot 5% van hun budget. Teambaas Bryan Herta: “Wij weten voor welke prijs wij dingen kunnen maken. Wij willen graag met Dallara samenwerken maar het moet wel redelijk blijven.”
Teambaas Bobby Rahal is ervan overtuigd dat er snel een oplossing voor dit probleem moet komen. “Wij willen niet in een situatie terechtkomen dat straks een groot aantal auto’s de zwarte vlag krijgt omdat er niet met originele Dallara-onderdelen geracet wordt. Voorafgaande aan het seizoen werd ons verteld dat we het slechts met twee setjes konden doen. Rahal: “Na twaalf races zijn wij al onze zesde set bezig. De belofte was dat de auto goedkoper, lichter en sneller zou zijn. Men heeft hieraan niet voldaan. De auto is een beetje sneller, maar echt niet meer dan in 2002!”

Het testwerk kost meer dan het geld dat aan reserve-onderdelen besteed moet
worden.
Tekst Willem J. Staat
Foto’s IZOD Indycar/LAT USA

Grote boosdoener in het huidige conflict zijn de prijzen van de reserve-onderdelen.
Opnieuw grote onrust in Indycar
Het conflict sluimert al geruime tijd in Indycar. Justin Wilson won in Texas maar moest later punten inleveren omdat er geen authentieke Dallara-onderdelen op zijn bolide werden aangetroffen. De spanning tussen de teambazen en Indycar is achter de schermen behoorlijk opgelopen. Indycar hoopt ten tijde van de laatste wedstrijd op Fontana 15 sept. a.s. een compromis bereikt te hebben. De meeste teams hebben om een prijsvermindering van maar liefst 40% op bepaalde delen verzocht. Dit zou hun een besparing van 75.000 U$ opleveren. Het budget van de topteams bedraagt tussen de zes en tien miljoen dollar.
Geen externe leveranciers meer
Bij het oude Dallara-chassis was het toegestaan om bepaalde onderdelen zelf extern te laten vervaardigen. Met het nieuwe Dallara-contract werd dit door Indycar uitgesloten. The DW12 zou in principe goedkoper moeten zijn dan zijn voorganger maar volgens verschillende teambazen is dit absoluut niet het geval. Een teambaas die anoniem wilde blijven verklaarde dat hij een achtervleugel in zijn eigen werkplaats voor maar slechts 500U$ kon laten vervaardigen. Bij Dallara moet hij U$ 3000. betalen. Maar of de kwaliteit dan hetzelfde is?
De teams moeten per jaar ongeveer tussen de 140.000U$ en 190.000U$ aan reserveonderdelen besteden. Ongeveer 4 tot 5% van hun budget. Teambaas Bryan Herta: “Wij weten voor welke prijs wij dingen kunnen maken. Wij willen graag met Dallara samenwerken maar het moet wel redelijk blijven.”
Teambaas Bobby Rahal is ervan overtuigd dat er snel een oplossing voor dit probleem moet komen. “Wij willen niet in een situatie terechtkomen dat straks een groot aantal auto’s de zwarte vlag krijgt omdat er niet met originele Dallara-onderdelen geracet wordt. Voorafgaande aan het seizoen werd ons verteld dat we het slechts met twee setjes konden doen. Rahal: “Na twaalf races zijn wij al onze zesde set bezig. De belofte was dat de auto goedkoper, lichter en sneller zou zijn. Men heeft hieraan niet voldaan. De auto is een beetje sneller, maar echt niet meer dan in 2002!”

Het testwerk kost meer dan het geld dat aan reserve-onderdelen besteed moet
worden.