Column: Eén ding is Saker…
Deze maand een jaar geleden reed ik mijn eerste raceronden op Circuit Park Zandvoort tijdens de racecursus van de Rensportschool. In een BMW 325 E30. Ik zat midden in de tot leven gekomen droom om mijn racelicentie te halen. Jaren had ik langs de kant gestaan. Nu zat ik er midden in, een waanzinnig gevoel.
Tekst en foto's: Maurice Zondag
Een jaar later, sta ik weer op Circuit Park Zandvoort. Geen cursus vandaag, geen 325 E30, geen E36 waar ik dit jaar in geracet heb en zelfs geen 2.8 liter Sierra Cosworth, die gave auto waar we de eerste Experience mee gereden hebben. Op de paddock staat een grote gele trailer. Als ik de pitbox inloop zie ik ze staan. Dit zijn geen auto’s die zijn omgebouwd om mee te racen, dit zijn auto’s die zijn gemáákt om te racen. De Saker. 3 stuks. Een witte RapX, het nieuwste model, een gele Sprint, de open variant, en een gesloten, rode GT. Dit zijn geen auto’s voor op de openbare weg. Hier is de luxe niet uitgesloopt om gewichtsbesparing te creëren, het heeft er nooit ingezeten.
De auto’s staan in alle rust te wachten op wat komen gaat. Maar zelfs als ze stil staan, stralen ze uit: “Don’t mess with me. I’m FAST!” De lijnen van de auto zijn gefabriceerd op downforce. Grip. Van de grote vleugel achterop zie je van binnenuit alleen de zijkanten, via je spiegels, die links en rechts, op de wielkasten staan. De vleugeldeuren zwaaien open en als een transformer zak je in de auto en word je één met wat er om je heen zit. In deze auto stap je niet in, deze doe je aan, het wordt een onderdeel van je raceoutfit. Je zithouding is beter te omschrijven als een lighouding. Je benen naar voren en door het stuur heen zie je de pedalen uitnodigend blinken, alsof ze je roepen: “Hier zijn we. Doe maar.” Want als je eenmaal in de auto bent ingesnoerd en de motor tot leven wordt geroepen, valt alle agressiviteit naar jou toe weg. Je bent nu partners. Samen tegen de rest. Jij en de auto. En als jij het vertrouwen in de auto hebt, dan geeft de auto dat vertrouwen weer terug! Bijna als een ruiter en zijn paard, als ridder ten strijde gaand, verlaten we de pits. Althans, net aan. Koppeling is íets directer dan ik gewend ben en al hutsend en prutsend komen we op gang. “Snel naar zijn twee.” schiet het door mijn gedachte. De versnellingsbak is gewoon een versnellingsbak, 5 traps H-patroon. Schakelen is dus als ik gewend ben. Koppeling, trefzeker schakelen en weer door. Rudolf Meijer, de Saker-kampioen van dit jaar, zit naast me. Hij heeft het me net in 3 rondjes laten zien hoe het werkt. Waar we remmen. Bochten in remmen. Kerbstones vermijden, die hebben we niet nodig en brengen alleen maar onbalans. Geen ABS, geen tractiecontrole of andere elektronische hulpmiddelen. Een Subaru 2 liter turbomotor, een laag gewicht (zelfs met mijn eigen hoge gewicht!) en een indrukwekkend gripniveau. Dat zijn de regels.
Tekst en foto's: Maurice Zondag
Een jaar later, sta ik weer op Circuit Park Zandvoort. Geen cursus vandaag, geen 325 E30, geen E36 waar ik dit jaar in geracet heb en zelfs geen 2.8 liter Sierra Cosworth, die gave auto waar we de eerste Experience mee gereden hebben. Op de paddock staat een grote gele trailer. Als ik de pitbox inloop zie ik ze staan. Dit zijn geen auto’s die zijn omgebouwd om mee te racen, dit zijn auto’s die zijn gemáákt om te racen. De Saker. 3 stuks. Een witte RapX, het nieuwste model, een gele Sprint, de open variant, en een gesloten, rode GT. Dit zijn geen auto’s voor op de openbare weg. Hier is de luxe niet uitgesloopt om gewichtsbesparing te creëren, het heeft er nooit ingezeten.
De auto’s staan in alle rust te wachten op wat komen gaat. Maar zelfs als ze stil staan, stralen ze uit: “Don’t mess with me. I’m FAST!” De lijnen van de auto zijn gefabriceerd op downforce. Grip. Van de grote vleugel achterop zie je van binnenuit alleen de zijkanten, via je spiegels, die links en rechts, op de wielkasten staan. De vleugeldeuren zwaaien open en als een transformer zak je in de auto en word je één met wat er om je heen zit. In deze auto stap je niet in, deze doe je aan, het wordt een onderdeel van je raceoutfit. Je zithouding is beter te omschrijven als een lighouding. Je benen naar voren en door het stuur heen zie je de pedalen uitnodigend blinken, alsof ze je roepen: “Hier zijn we. Doe maar.” Want als je eenmaal in de auto bent ingesnoerd en de motor tot leven wordt geroepen, valt alle agressiviteit naar jou toe weg. Je bent nu partners. Samen tegen de rest. Jij en de auto. En als jij het vertrouwen in de auto hebt, dan geeft de auto dat vertrouwen weer terug! Bijna als een ruiter en zijn paard, als ridder ten strijde gaand, verlaten we de pits. Althans, net aan. Koppeling is íets directer dan ik gewend ben en al hutsend en prutsend komen we op gang. “Snel naar zijn twee.” schiet het door mijn gedachte. De versnellingsbak is gewoon een versnellingsbak, 5 traps H-patroon. Schakelen is dus als ik gewend ben. Koppeling, trefzeker schakelen en weer door. Rudolf Meijer, de Saker-kampioen van dit jaar, zit naast me. Hij heeft het me net in 3 rondjes laten zien hoe het werkt. Waar we remmen. Bochten in remmen. Kerbstones vermijden, die hebben we niet nodig en brengen alleen maar onbalans. Geen ABS, geen tractiecontrole of andere elektronische hulpmiddelen. Een Subaru 2 liter turbomotor, een laag gewicht (zelfs met mijn eigen hoge gewicht!) en een indrukwekkend gripniveau. Dat zijn de regels.