DNRT: Toch nog dwars door de duinen in Winter Endurance Kampioenschap
Zuinig weer
Ondertussen komt Cor met Marcos nr. 123 vanuit leidende positie binnen voor de eerste reguliere pitstop en rijderswissel. Paul Gebbink neemt het stuur over. De wissel verloopt rustig, maar efficiënt. Aan de achterkant van de auto doet monteur Robert de Rooy goed werk. De benzine gutst uit de volle tank en loopt over het bodywork richting de hete uitlaten, die schuin omhoog steken uit het wulpse achterwerk van de Mantis.

Twee low-tech conservenblikken op de hete hightech uitlaten en een paar meter absorberend papier voorkomen een enkele reis naar het brandwondencentrum voor de crew en de aanwezige gasten. Marcel Geltink klokt de tijd van de pitstop ondertussen op iets meer dan de reglementair verplichte (minimale stoptijd van) 60 seconden.
Monteur Marco Gordijn legt uit wat er ‘mis’ ging met de benzine. "Het verbruik ligt door de baancondities iets lager dan we vooraf hadden verwacht, de baan is door de kou een stuk langzamer dan we normaal gesproken in het seizoen meemaken. Bij lagere snelheid verbruik je uiteraard minder en heb je na je stint iets meer brandstof over dan verwacht. Als we dan net iets teveel brandstof in de tank gooien, spuugt die het dus netjes uit, zoals zojuist gebeurde. Met dit soort dingen houden we uiteraard rekening."
Gebroken ophanging
Na een klein uur racen verschijnt Jan de Wit op het beeldscherm in de pitbox. Zijn Marcos nr. 122 loopt op drie poten, het rechtervoorwiel hangt op half zeven. Voordat hij door de Nissan reddingsauto van de marshalls naar de pits is gesleept, zijn er tien minuten voorbij.

Wat ging er mis? "Het ging al niet zo geweldig, de remmen werkten niet vlekkeloos. Toen ontstond er een trilling en vijf meter verder brak de ophanging compleet af. Dan doe je niks meer," aldus de stukadoor uit Nieuwerkerk a/d IJssel.

Teamwork
Dit alles gebeurde terwijl teambaas Cor Euser mijn vraag beantwoordde of de combinatie van coureur en teambaas een goede is. "Het team draait op routine. Maar als er wat gebeurt, zit ik er natuurlijk bovenop als het nodig is." Jan de Wit zorgt voor een goed voorbeeld van Cor’s teamgeest. Als Jan binnen is en twee monteurs zich over het gehavende voorwiel ontfermen, vult Cor zelf de vloeistoffen aan, gaat op zoek naar de meest geschikte band om op Jans wagen te monteren en plakt nog een laatste stuk ‘racetape’ op de voorspoiler, terwijl nr. 122 nog naar buiten wordt gerold. Om 13.27 uur accelereert Jan volgas de pitstraat uit.

Koppelbaas
Marcos nr. 123 ligt op dat moment stevig op de derde plaats, achter de Porsches van Sotrax Albert Motorsport en Jetstream. Om 13.40 uur brengt Paul Gebbink de auto binnen met koppelingsproblemen. "Hij ontkoppelt de laatste ronden niet meer. Ik kon nauwelijks schakelen, wat me vier seconden per ronde heeft gekost." Na zes minuten in de pits neemt Cor Euser het stuur over en vervolgt de race. Zelfs met een bokkende Marcos, waarvan alleen nog de vierde versnelling goed bruikbaar is, weet hij rondetijden neer te zetten die nauwelijks een seconde toegeven op de leidende Jetstream Porsche. Na zeven ronden is hij opgeklommen van de zeventiende naar de tiende plaats. "Dat zegt veel over Cor en het enorme koppel van de motor", zegt Toon Euser, de ‘zeer gewaardeerde invalmanager’ die normaal gesproken werkzaam is voor het Eurotech Marcos team in het Belcar- kampioenschap.
Nr. 122 en 123 draaien gelijke, constante rondetijden. Jan de Wit: "De 123 van Cor heeft weliswaar koppelingsproblemen, maar ook 80 pk meer dan Paul in de nr. 122, die wat bakproblemen heeft. Dat maakt de verschillen erg klein."