De jaren '50. Het circuit van Zandvoort en de Grand Prix door de jaren heen (Deel 4)
In het weekend van 3 tot en met 5 september zullen na een afwezigheid van 36 jaar de Formule 1-wagens weer brullen over het Zandvoortse circuit. Mede door de voortvarende directeur van het circuit van Zandvoort Hans Hugenholtz, kreeg Zandvoort vanaf 1952 de eerste wedstrijden voor het FIA Formule-1 kampioenschap op de kalender. In deel 4 een overzicht van de gereden Zandvoortse Grand Prix in de jaren '50.
Tekst en samenstelling: Gerrie Hoekstra
Foto's: Archief Autosport.nl, Archief Rob Petersen, Zandvoorts Museum, Genoodschap Oud Zandvoort, Winau Berkhof, Gerrie Hoekstra
Bronnen: Auto&Sport, Autovisie, Autorevue, Archief Autosport.nl, Koen Vergeer – Zandvoort, Mark Koense – Grand Prix Zandvoort, Wim Loos - De onvervulde belofte van een natuurtalent, Winau Berkhof – Real Racing, De Zandvoorter. Zandvoortse Badcourant, Zandvoortse Courant, Zandvoorts Nieuwsblad, Zandvoorts Museum.
3D animatie: Niels Kamp (met dank aan de voice van Zandvoort - Rob Petersen)
Louis Rosier met zijn Talbot onder aan de HunzerugOp 23 juli 1950 werd in plaats van de Grote Prijs van Zandvoort een Grote Prijs van Nederland georganiseerd. Ongeveer 35.000 toeschouwers, bewapend met paraplu's en regenkleding zagen de Fransman Louis Rosier de 90 ronden tellende race winnen. De komst van twee nog betrekkelijk onbekende Argentijnse coureurs Juan Manuel Fangio en Froilan Gonzales bracht de nodige heetgebakerde toestanden met zich mee. Twee radioreporters, die voor een PTT-huur van 40.000 gulden rechtstreeks de wedstrijd in hun moedertaal uit schreeuwden, werden een attractie op de perstribune.
In 1951 kon Rosier zijn zege van het vorige jaar herhalen. Slechts twaalf wagens kwamen aan de start, gadegeslagen door zo'n 40.000 toeschouwers. Circuit directeur Hans Hugenholtz maakte gebruik van zijn jarenlange ervaring en zorgde ervoor dat door zijn relaties met verschillende autosport bonden en circuitdirecteuren in 1952 voor het eerst een wedstrijd werd georganiseerd voor het in 1950 opgerichte FIA Formule-1 kampioenschap.
Tankbeurt voor Jan Flinterman
Om de tijd te overbruggen naar de nieuwe 2,5-liter Formule 1 in 1954 besloot de FIA om de meetellende WK-races voor Formule 2-bolides te houden. Er kwamen in deze wedstrijd twee Nederlanders aan de start, Jan Flinterman en Dries van der Lof. Ferrari-rijder Alberto Ascari overheerste deze wedstrijd, voor zijn teamgenoten Nino Farina en Luigi Villoresi.

Alberto Ascari won in 1952 en 1953 de Nederlandse Grand Prix.
In 1953 was het wederom Alberto Ascari die naar de winst reed, voor Farina en Maserati-coureur Felice Bonetto. Voor het WK reed Stirling Moss zijn eerste race op Zandvoort. Hij eindigde met zijn Connaught als negende.
Voor 1954 kreeg de KNAC het financieel niet rond om de Formule 1-race op Zandvoort te organiseren. Ondanks een verschrikkelijke crash op Le Mans, waarbij een Mercedes het publiek in vloog, ging een week later de Grand Prix van Nederland op 19 juni 1955 gewoon door.

In hun Mercedes-Benz W196's kwamen Juan Manuel Fangio en Stirling Moss in deze volgorde als aan een touwtje over de finish. Luigi Musso eindigde op geruime afstand, maar wel in dezelfde ronde, met zijn Maserati als derde. De rest van het 16 wagens tellende veld werd op één of meer ronden gereden.
Ook in 1956 en 1957 werden er wegens geldgebrek geen Grands Prix in Zandvoort gereden, maar op 26 mei 1958 keerde het Formule 1-geweld terug in de Zandvoortse duinen. Met zijn fraaie Vanwall leidde Stirling Moss de wedstrijd van start tot finish.

Tony Brooks in de fraaie Vanwall.
Zijn beide teamgenoten Stuart Lewis-Evans en Tony Brooks moesten opgeven waardoor de beide BRM's van Harry Schell en Jean Behra als tweede en derde eindigden.

De KNAC gaf ook een startplaats aan landgenoot Carel Godin de Beaufort, maar deze kon met zijn Porsche Formule 2 nooit aanhaken. Tijdens de training was de grote man uit Maarsbergen al negen seconden langzamer dan de kop. Hij eindigde de wedstrijd op zes ronden achterstand als elfde. Ferrari-coureur Mike Hawthorn won in 1958 maar één wedstrijd, maar verzamelde genoeg punten om zich wereldkampioen te mogen noemen.

Jack Brabham met zijn Cooper-Climax T5, met de motor achterin.
Het werd in 1958 al duidelijk dat de toekomst lag voor Formule 1 wagens met de motor achterin. Deze veel lichtere en wendbare wagens zorgden voor een verandering bij de diverse constructeurs. John Cooper was de eerste die met Jack Brabham voor successen zorgde en dat was in 1959 niet anders.

Joakim Bonnier hield dat succes op Zandvoort nog een beetje op door zijn BRM met de motor voorin, na uitgebreid testwerk van Stirling Moss, op pole position te zetten. In de race op 31 mei had de sympathieke Zweed al het geluk doordat uitgerekend koploper Moss zijn Cooper-Climax met versnellingsbakproblemen moest opgeven en de BRM de race won. Het zou de enige winst zijn voor Bonnier in de Formule 1. Jack Brabham, die dat jaar wereldkampioen werd, eindigde met de Cooper-Climax als tweede, gevolgd door zijn teamgenoot Masten Gregory. Carel Godin de Beaufort kwam in de wedstrijd als laatste over de streep.
In de jaren vijftig was er één man die tot 1957 de Formule 1 min of meer beheerste. De Argentijn Juan Manuel Fangio won het wereldkampioenschap vijf maal, de eerste keer in 1951 en daarna vier keer op rij tussen 1954 en 1957, met vier verschillende merken. Na deze serie titels hield hij na de Franse Grand Prix van 1958 op met racen. Fangio won in totaal 24 Grands Prix in de Formule 1 en daarnaast nog acht autoraces die niet voor het wereldkampioenschap meetelden.
(Wordt vervolgd)